Het Lege Schijfsyndroom (V)
Door: Martine Kamphuis op 19 november 2014

Het openen van mijn eerste exemplaar van Alibi stel ik meer dan een uur uit, dan kan ik er echt niet meer omheen. Terwijl ik de geur van nieuwe boeken opsnuif, hoop ik vurig dat de fouten niet meteen van de bladzijden af zullen springen. Na acht eerdere boeken durf ik niet meer te hopen dat ik geen enkele onvolkomenheid zal ontdekken, maar ik duim dat het kleine, onbeduidende dingen zullen zijn. En dat het nog even duurt voordat ik ze zie.

Het duimen helpt niet, binnen drie minuten heb ik de eerste storende fout te pakken. Als ik vervolgens een willekeurig hoofdstuk doorlees, volgt er nog een onvolkomenheid. Tegen de tijd dat ik voor de boekpresenatie mijn eigen exemplaar aan de dames van Tupla M. geef, die eruit gaan voorlezen, moet ik zeven post-its met correcties tussen de paginas vandaan vissen. 


Bij mijn debuut Vrij was ik na het ontdekken van de eerste fout een dag van slag. Ik begreep niet hoe het kon, ik had zelf zo mijn best gedaan om de drukproef na te kijken en er hadden professionals meegelezen. Ik vond het absoluut onvoorstelbaar dat er toch nog dingen doorheen waren geglipt. Tot overmaat van ramp raakte bij dat eerste exemplaar ook nog een folielaagje los van de cover. Ik hoopte dat het er beter uit zou zien als ik het er helemaal aftrok, het resultaat laat zich raden.

Er wachtte mij nog meer rampspoed. Als de dag van gisteren herinner ik me het moment waarop ik de eerste recensie onder ogen kreeg. Die was eigenlijk best positief, maar er stonden maar twee sterren bij en dat voelde als een klap in mijn gezicht. Alle positieve recensies die later volgden – lof in het AD en in de Libelle, 5 sterren op Recensieweb, waar het boek ‘geniaal’ werd genoemd, hadden een veel minder grote impact dan die eerste twee spaarzame sterren. 

Collega schrijvers vertellen vergelijkbare verhalen. Het is een kwetsbaar iets om maanden, soms jaren aan een boek te werken waar opeens iedereen iets van mag vinden. De manier waarop mensen met die kwetsbaarheid omgaan verschilt. Er zijn schrijvers die geen enkele recensie meer bekijken, anderen googelen hun boek de weken na het verschijnen meerdere malen per dag en worden daar helemaal dol van. Veel schrijvers verliezen zich in vergelijkingen en dat maakt het nog ingewikkelder, want er is altijd wel een andere schrijver wiens boek dat meer aandacht krijgt, of dat bij lezers beter in de smaak valt. Een enkeling lost dit gedeeltelijk op door zich wellustig te verliezen in de negatieve recensies die collega schrijvers krijgen, om zo hun eigen gewonde ego op te bolsteren, zonder daar natuurlijk wezenlijk op vooruit te gaan.

De neiging van schrijvers, mijzelf incluis, om zich het negatieve meer aan te trekken dan het positieve, is iets dat in de psychologie de ‘Negativity Bias’ wordt genoemd. Het wordt bij bepaalde psychiatrische stoornissen zichtbaar, maar ook bij ‘gewone’ mensen is het een overal aanwezig verschijnsel. Stel je maar voor: als je een nieuwe trui aanhebt en drie collega’s zeggen dat het goed staat, maar één collega zegt dat je er dikker in lijkt, zal die laatste opmerking de meeste impact hebben. Zelfs als de spreker zelf vijftig kilo aan overgewicht met zich meetorst, zal de drager van de eerder nog zo geliefde trui zichzelf toch nog eens heel kritisch in de spiegel bekijken. 
Een negatieve opmerking krijgt veel meer aandacht dan complimenten, nieuwe truien en nieuwe boeken verschillen wat dat betreft niet zo veel van elkaar. 

Over nieuwe boeken gesproken: mijn schijf begint zich voorzichtig weer te vullen met de opvolger van Alibi. Spiegelbeeld is de werktitel van het manuscript waarin psychologe Wynona Post opnieuw op een mysterie stuit, dit keer heel dicht bij huis. Het zal wel even duren voordat het zo ver is dat ik het verstuur naar de uitgever en me weer met een Lege Schijf op deze site meld. In de tussentijd zal ik toch nog af en toe van me laten horen, want ik heb plezier gekregen in het schrijven van deze columns. Misschien is de Negativity Bias een mooi onderwerp voor een eerste column, gevolgd door de vele andere denkfouten waarmee schrijvers, personages en de rest van de mensheid zichzelf in de problemen werkt…


* Jeroen Thijssen gebruikte de term ‘het lege schijfsyndroom’ toen hij na zeven jaar schrijven het manuscript van zijn historische roman Solitude inleverde bij zijn uitgever.  

Martine Kamphuis




Martine Kamphuis is psychiater en auteur van kinderboeken en thrillers voor volwassenen. In 2006 debuteerde zij met de psychologische thriller Vrij. Binnenkort verschijnt haar negende boek, Alibi, waarin lezers voor het eerst kennismaken met de eigenzinnige psychologe WP, die in volgende boeken opnieuw haar opwachting zal maken. 
Met verhalen voor kinderen won Martine twee maal de John Flandersprijs.



Bezoekersreacties:
Website Security Test