Sandra opende het autoraam een klein stukje en stak verveeld een sigaret op. Ze blies de rook in kringetjes door het open raam en merkte geïrriteerd op dat het alsnog naar binnen regende. Het was de hele dag nog niet droog geweest en het was inmiddels al kwart over vier in de middag. De straat was bijna verlaten, op een oude man na die gehuld in een poncho richting het zebrapad liep. De lucht had een loodgrijze kleur. Ze sloot het raam tot er een minimaal kiertje over was gebleven. Waarschijnlijk zou ze daar gezeik mee krijgen. Ze was al eerder op het matje geroepen omdat één of andere grijze huismus een klacht had ingediend dat het in haar taxi naar rook stonk en dat de vrouw daardoor een astmatische aanval had gekregen. Ze had het mens tijdens de hele rit van Ridderkerk naar Rotterdam Zuid op geen enkel kuchje kunnen betrappen. En Sandra rookte nooit tijdens het rijden, zo beschaafd was ze wel. Maar om nu in de zeikende regen buiten te gaan staan terwijl er geen enkel afdakje in de wijde omgeving te bekennen was ... Haar niet gezien. Ze kreeg al rillingen bij het idee. Het was 1 maart maar de lente leek nog ver weg. Al was het ook niet echt winter geweest, meer een herfst van zes maanden, met bijkomende rukwinden, stormen en hoosbuien.
Nog even en dan zat haar dienst erop. Dan zou haar kat Lucifer haar komen begroeten bij de deur en net zo lang blijven miauwen tot ze brokjes en een blikje smurrie voor haar had klaargezet. Dan zou Sandra beginnen aan haar eigen smurrie. Ze had nog een paar kant-en-klaar pakjes noedels pikante kip in huis. En dan lekker de hele avond lui op de bank Netflix kijken. Ze was benieuwd of Robbie nog langs zou komen om zijn laatste spullen op te halen. Het was nu drie weken geleden dat ze hem gesproken had.
"Misschien kunnen we maar beter onder ogen zien dat het tussen ons nooit gaat werken," had hij gezegd.
Het had hem moeite gekost om zijn ogen droog te houden, dus had ze uit respect voor hem haar opluchting niet laten blijken. De breuk had al een jaar lang in de lucht gehangen. Ze had de signalen de eerste maanden botweg genegeerd. Zijn opmerkingen dat het toch gek was dat ze na drie jaar nog steeds niet bereid was om samen te gaan wonen. De stampij die hij had gemaakt omdat ze zijn sloffen had weggegooid nadat ze er bijna haar nek over gebroken had. Wie liet die nou ook midden in de slaapkamer rondslingeren? In hààr slaapkamer.
"Graag melden bij de centrale, over."
Sandra schrok op uit haar dagdroom en meldde zich direct.
"Zeg het maar, Bart."
"Ik heb een rit voor je vanaf de Kijvelandsekade 1 in Poortugaal. Je bent de dichtstbijzijnde chauffeur. Of je er om half vijf kunt zijn."
Sandra keek even naar het digitale schermpje op haar dashboard. Het was nog geen tien minuten rijden, dat haalde ze makkelijk.
"Komt voor elkaar, over."
Ze hing direct op en schakelde naar de eerste versnelling. Ze liet haar auto altijd stationair draaien, hoe lang ze ook moest wachten. Macht der gewoonte. Kijvelandsekade, ze kende dat adres ergens van. Een radertje in haar hoofd begon te draaien. De tbs-kliniek, dat was het! Ze sloeg met haar hand op het stuur. Dat Bart dat er niet even bij had verteld. Niet dat ze dan de rit had geweigerd, ze wist na al die jaren wel beter. Maar dan had ze in ieder geval geweten waar ze 'ja' op had gezegd. Aan de andere kant, afgelopen zaterdag hadden zich zes stomdronken meisjes op haar achterbank opgevouwen, die vervolgens de hele bekleding hadden ondergekotst. Duidelijk een uit de hand gelopen vrijgezellenfeestje, terwijl ze van de centrale door had gekregen dat ze één meisje op moest pikken en naar het Centraal Station moest brengen. Of die lui van de centrale waren net zo achterlijk als ze eruit zagen, of ze vonden het gewoon hilarisch om haar erin te luizen en met de meest beroerde ritten op te schepen.
Ze sloeg rechtsaf en keek direct tegen de omheining van de tbs-kliniek aan. Ze moest eerlijk zeggen dat ze het gebouw nou niet bepaald ontzag vond inboezemen. De grijze muren en hoge hekwerken oogden eerder een beetje ... tja ... troosteloos. Ze reed zoals afgesproken richting de toegangspoort. Ze hoopte maar dat ze niet al te lang hoefde te wachten, met een beetje mazzel hoefde ze dan vandaag een keer niet over te werken.
Als op een teken werd één van de deuren geopend. Er kwamen drie mannen naar buiten. Sandra voelde het bloed in haar aderen stollen toen ze zich realiseerde waar ze naar keek. Een man hield een mes tegen de keel van een jongeman. Een portofoon bungelde aan de riem van zijn broekband. Een tweede man liep er slechts een paar passen achter en hield een vuurwapen op zijn hoofd gericht. Godsamme, ze gijzelden een bewaker. Waar was ze in hemelsnaam in beland? In een flits schoot het door haar heen dat ze moest maken dat ze weg kwam. Gewoon wegrijden met piepende banden, waarom niet? Wapen. Idioot, die gozer heeft een vuurwapen. Hij doorzeeft je voor je het einde van de straat haalt.
Het portier werd geopend, de vent met het wapen stapte in en sloeg met de kolf van het pistool op het dashboard voor hij het tegen haar slaap zette.
Sandra kromp ineen en durfde niet opzij te kijken. Instinctief keek ze in haar achteruitkijkspiegel toen ze geluid achter zich hoorde. Ze keek in staalblauwe ogen die dwars door haar heen keken.
"Jij brengt hier ons zo ver mogelijk vandaan, trut. En geen geintjes."
Schakelen. Koppeling op laten komen, gas geven. Gas geven! Sandra voelde het zweet in stroompjes over haar rug lopen. Het was of haar brein zich had losgekoppeld van haar lichaam en of haar handen opdrachten uitvoerden die ze zelf niet gegeven had. Ze kon niet meer nadenken. Wacht, er was een derde man geweest. Waar was de bewaker gebleven? Ze keek in haar rechterspiegel en zag de man net overeind strompelen terwijl hij naar zijn hals greep.
Goddank, hij leefde nog. Dat was tenminste iets. Zou zij het er ook levend van afbrengen? Gewoon doen wat je gevraagd wordt, dan maak je de meeste kans.
"Hier rechtsaf."
Sandra keek even opzij. Ze zag dat de man naast haar het wapen ontspannen op zijn arm liet rusten. Hij was midden dertig. De jongste van de twee. Gemillimeterd haar. Belachelijk gespierd.
"Maak je geen illusies. Ik schiet als het nodig is."
Ze richtte haar blik weer op de weg en klemde haar handen steviger om het stuur.
"Hier de snelweg op."
Sandra gaf van de spanning extra gas en hoorde haar banden slippen toen ze van rijbaan wisselde. De A15. Ze lieten Rotterdam dus links liggen. Wat waren ze van plan, vluchten via de Duitse grens? Niet nadenken, gewoon rijden. Ze deed verdomme niets anders, dus zo moeilijk kon het niet zijn.
Het was druk op de weg, veel drukker dan ze in deze toestand aankon. Ze trapte hard op de rem toen een auto van de rechterrijbaan onverwachts naar links uitweek. Ze wilde al toeteren maar bedacht zich net op tijd. Ze moest nu geen aandacht op zich vestigen. Ze was gewoon een taxi-chauffeuse die twee doorgedraaide bajesklanten vervoerde, doodnormaal ...
Heel even dacht ze dat er iets aan haar motor haperde. Toen realiseerde ze zich dat het geluid vanboven kwam. Ze zag vanuit haar ooghoeken de man naast haar uit het raam turen.
"Goddomme, een helikopter!"
Dit overkwam haar niet, dit kon gewoon niet kloppen. Ze werkte al bijna twintig jaar voor dezelfde baas, was net van haar vent af, woonde al haar hele leven in de saaiste buurt van Rotterdam. Ze leidde een duf en bekrompen leventje en wilde dat graag zo houden. Het meest opmerkelijke dat er het afgelopen jaar gebeurd was, was dat ze haar kat twee dagen kwijt was geweest. Ze was er gewoon niet het type voor om in gijzelingssituaties en politiefuiken terecht te komen. Ze hoorde ze voor ze de blauwe zwaailichten in haar spiegels zag reflecteren. Een colonne politiewagens achter haar. En ze kwamen dichterbij.
Ze wisselde razendsnel van rijbaan en drukte het gaspedaal zo diep mogelijk in. Weg! Ze moest hier weg! Ze voelde de adrenaline door haar lijf gieren. Dit kon niet goed gaan ...
"Kijk uit!"
Sandra kon nog net naar rechts sturen en het scheelde maar een haartje of ze had de auto naast haar geramd. Eén van de politiewagens had zich tussen haar auto en de vangrail gedrukt en probeerde haar in te halen. Ze hield haar voet zo stevig op het gaspedaal gedrukt dat al haar spieren zich samenspanden, haar vingers klemden zich om het stuur. Ze zag nu dat de auto's rechts van haar plotseling vaart minderden en naar rechts uitweken. Ze zwenkte zo resoluut naar rechts dat ze moeite had om haar auto onder controle te houden. Een uitrit over twaalfhonderd meter. Zou ze dat halen? Ze zag in een flits dat de politieauto links van haar, haar nu bijna ingehaald had. Ze reden praktisch bumper aan bumper.
"Open je raam en niet bewegen!"
Ze vergat te ademen toen ze zag dat de man naast haar zijn wapen trok. Ging hij...?
"Doe wat ik zeg!"
In paniek tastte Sandra naast zich, maar ze kon het knopje zo snel niet vinden. Ze keek opzij en zag dat de auto haar nu aan het inhalen was. Nog zeshonderd meter ...
Ze keek opzij om in te schatten of ze nog verder naar rechts kon zonder een andere auto te schampen. Ze keek weer voor zich en ... Nee!
Met piepende banden schoot de auto links van haar vooruit, draaide een halve slag en dook ineens voor haar op. Op haar rijbaan. En hij remde nog af ook ... Ze trapte zo resoluut op de rem dat ze naar voren gelanceerd werd en vol met haar ribben tegen het stuur aanklapte. Ze hapte naar adem.
Een fractie van een seconde een serene stilte. Alsof de wereld stil stond. Alsof ze op magische wijze een botsing had kunnen voorkomen. En toen ...
Knarsend geluid van metaal op metaal. Instinctief trok ze haar armen op voor haar gezicht. Haar borstkas werd met geweld samengedrukt. IJzer. Bloed. Ze proefde bloed. Overal glassplinters. Een helse pijn trok door haar heen. Ze probeerde zich te bewegen maar had geen controle over haar lichaam. Ging ze dood? Was dit het dan? Had ze zichzelf te pletter gereden? Dat stond niet goed op het graf van een taxi-chauffeuse ...
"Kom uit de auto, handen omhoog en in het zicht!"
Waar kwam die stem vandaan? Als dit de hemel was, was het geen gastvrij ontvangst ... Ze probeerde haar rechterarm te bewegen. Ja, dat ging. Ze tastte in iets kleverigs. Bloed? Ze tilde haar hoofd op en probeerde de verlammende pijn te negeren. Fel licht. Overal geluid. Een autoalarm en gillende sirenes. Ze opende het portier en wilde opstaan, maar realiseerde zich toen dat haar riem nog vast zat.
"Goed zo, rustig ..."
Weer die stem, als een echo in de orkaan van geluiden. Ze bewoog op de tast om zich heen in een poging om los te komen. Ze gaf een ruk aan de riem toen ze een klikje hoorde en voelde direct dat deze mee gaf. Ze was vrij ...
Haar benen kwamen het eerst in beweging. Ze slingerde haar benen buitenboord en probeerde op te staan toen ze het asfalt onder haar voeten voelde. Ze duwde met haar rechterhand het portier verder open en zette een paar voorzichtige passen voor ze als een pasgeboren kalf naar voren kukelde. Een arm die haar opving. Goddank, ze was niet alleen. Er was iemand om haar te helpen. Ze keek in een volslagen onbekend gezicht. Hoorde dit gezicht bij de stem? Ogen die haar van onder tot boven scannend in zich opnamen. Haar hoofd bonkte, haar benen dreigden elk moment onder haar vandaan te klappen. Een kloppende pijn maakte het bijna onmogelijk om haar linkerarm te bewegen. Als ze eruit zag zoals ze zich voelde, was het niet best.
"U staat onder arrest, liggen!"
Wat ...
Ze voelde een hand in haar nek, het asfalt kwam gevaarlijk dichtbij. Ze kon nog net op tijd haar gezicht weg draaien. Haar rechterhand werd op haar rug gelegd.
"Nee, alsjeblieft!"
Ze gilde het uit toen ze bij haar linkerpols werd gepakt. Een lichte aarzeling, toen liet hij haar pols weer los.
"Oké, maar één onverwachte beweging en ik sla u alsnog in de boeien."
Ze knikte instinctief.
"Bent u gewapend?"
Ze schudde haar hoofd.
"Een antwoord graag."
"Nee ... Nee, ik ben niet gewapend."
"Naam?"
"Sandra ... Sandra Greving."
Even hoorde ze gemompel en naderende voetstappen. Iemand kwam naast haar staan.
"Identiteit bevestigd."
Ze voelde een hand haar lichaam aftasten.
"Veilig."
Ze werd niet bepaald zachtzinnig omhoog gehesen. Ze schreeuwde het uit van de pijn. Ze keek verwilderd om zich heen en de ravage die was aangericht drong nu pas tot haar door. Haar auto was samengeperst tot ... Ja, tot wat eigenlijk? De voorkant was onherkenbaar, een brokstuk van verwrongen metaal. Het was een wonder dat ze überhaupt het linkerportier had kunnen openen. Dat ze nog leefde ... De zware lucht van verbrand rubber benam haar de adem. En rook ze benzine? Wat als een van de auto's in de fik zou vliegen? Ze moest hier weg!
Direct kreeg ze een duw in haar rug en werd ze richting een van de politieauto's geduwd. Had ze dat hardop gezegd? Ze keek nog een keer achterom naar haar auto, zover als haar gewonde lijf dat toe stond. De rechterkant was op het oog iets minder beschadigd. En ... Leeg.
Waar waren ze gebleven? Ze keek verward om zich heen. Waren ze gevlucht? Hadden ze kunnen ontkomen? Ze voelde de angst in haar lichaam weer toenemen.
Ze hoorde schoten. Vervaagd, vervormd geluid, maar zeker weten schoten. Het geluid kwam niet van hier... Zijn greep werd losser toen de agent naast haar naar zijn portofoon greep en deze naar zijn oor bracht. Ze kon alles horen. Ruis. Toen opnieuw schoten.
"Neem haar mee." De agent naast haar wenkte zijn collega. Ze werd overgepakt, nu aan de pijnlijke kant. Ze probeerde de pijn te verbijten en treuzelde om nog iets uit de portofoon op te kunnen vangen. Ze dreigde bijna door haar benen te zakken toen er een laatste schot klonk en ze een onbekende stem: "Verdachte neer, ik herhaal, verdachte neer," hoorde zeggen.
"U blijft bij uw verklaring dat u deze mannen niet eerder hebt gezien?"
De man tegenover Sandra leek geen agent. Eerder een boekhouder, met zijn leesbrilletje op het puntje van zijn neus en zijn nietszeggende gezicht. Ze keek langs hem heen naar de blinde muur. Geen spiegelwand. Er hing wel een camera links van haar in de hoek van de ruimte, maar ze vroeg zich af of die aanstond. Verder was het een typische verhoorkamer. Een sober ingerichte ruimte met een tafel en vier stoelen.
Ze was ter plaatse onderzocht door een ambulancebroeder die direct geconstateerd had dat haar linker sleutelbeen gebroken was. Ze was per ambulance afgevoerd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, vergezeld door een agent die al haar bewegingen nauwlettend had gevolgd, zodat ze zich gedwongen had gevoeld om zo stil mogelijk te blijven liggen. In het ziekenhuis had het personeel nauwelijks tegen haar gesproken. Er waren foto's gemaakt, haar snijwonden waren gedesinfecteerd en gehecht. Ze had in eerste instantie het aantal hechtingen geteld maar had het halverwege opgegeven. Haar hele lichaam had gevoeld alsof het niet van haar was. Zwak. Beurs. Onherstelbaar beschadigd. Ze had verlangd naar een bed met schone, witte lakens. Naar van die verplegers die je altijd in ER zag die haar konden verzorgen en vertroetelen. In plaats daarvan was ze direct naar het politiebureau vervoerd. Er was haar gevraagd of ze een advocaat wenste. Ze had de man tegenover haar alleen maar verbaasd aangekeken. Een advocaat?
Sandra keek nog eenmaal naar de foto's die voor haar lagen. Naar de man met de staalblauwe ogen, die ze alleen in een flits vanuit haar achteruitkijkspiegeltje had gezien. Naar de jongste van de twee, die naast haar in de auto had gezeten en een wapen tegen haar slaap had gedrukt. Op de foto was goed te zien dat hij hooguit midden dertig was en had hij iets langer haar. Bruine plukjes piekten net langs de randen van zijn oren.
"Ik heb deze mannen nog nooit eerder ontmoet, " bevestigde ze.
"Kunt u verklaren waarom u beide mannen in hebt laten stappen?"
Sandra staarde de man even aan voor ze antwoord gaf.
"Ze waren gewapend. Wat had ik dan moeten doen? Wegrijden en het risico lopen dat mijn auto doorzeefd zou worden? Of dat ze uit rancune de bewaker zouden neerschieten?"
Ze stond versteld van zichzelf. Ze was opgelucht geweest dat ze de bewaker overeind had zien strompelen, maar had er geen moment bij stil gestaan dat zijn lot in haar handen had gelegen. Ze had op dat moment alleen aan zichzelf gedacht. Maar haar verklaring klonk zelfs in haar eigen oren overtuigend.
"Op het moment dat u met uw taxi inreed op een van onze politiewagens, werd u al enige tijd gevolgd door een politiehelikopter en door meerdere patrouillewagens," vervolgde de man tegenover haar.
Sandra knikte. Haar keel was droog. "En toch stopte u niet."
"Ik ...Ik werd de hele rit onder schot gehouden. Door de man naast me, door hem." Sandra wees naar de foto. "Hij wilde zelfs dat ik mijn raampje opende zodat hij de auto die ons inhaalde onder vuur kon nemen. Maar dat heb ik niet gedaan, ik zweer het."
Ze hoorde haar eigen stem overslaan. Ze veegde de handpalm van haar goede arm af aan haar spijkerbroek. Haar linkerarm probeerde ze zo min mogelijk te bewegen om de pijnscheuten die van haar schouder tot aan haar vingertoppen trokken zoveel mogelijk te vermijden. Het brilletje verschoof van het topje van zijn neus naar zijn neusbrug. Hij ging er eens goed voor zitten en spreidde zijn armen.
"Mevrouw Greving, u moet toegeven dat het allemaal wat te mooi is om waar te zijn. Een ontsnappingspoging waarbij de taxi precies op afgesproken tijdstip voor de ingang staat?" Hij schudde zijn hoofd en glimlachte geamuseerd. "Ik geloof niet in toeval. Dat betekent dat wij u zullen natrekken. Telefoongegevens, financiën, alles. En als we ook maar iets verdachts ontdekken, het kleinste detail? Dan zie ik u binnenkort onder minder prettige omstandigheden terug." Hij schoof zijn stoel naar achteren en stond op.
"Dat was het voor nu. Zorg dat u telefonisch bereikbaar bent en blijf de komende tijd in Nederland. Bel dit nummer als u nog iets te binnen schiet."
Sandra nam het kaartje aan, stopte het in haar broekzak en liep aarzelend richting de deur. Pas toen ze voor het politiebureau stond en met trillende vingers een sigaret opstak, realiseerde ze zich dat de nachtmerrie voorbij was. Of was die nog maar net begonnen?
Sandra stopte de zoveelste gerafelde spijkerbroek in de kartonnen doos die ze op haar bed gezet had. Robbie gaf zijn geld in elk geval niet uit aan zijn garderobe. Ze liet haar blik over de planken van haar kledingkast glijden, liep toen naar de badkamer en speurde vervolgens haar woonkamer af. Ja, ze had al zijn spullen verzameld. Opgeruimd staat netjes.
Even dacht ze aan Dennie. Een fractie van een seconde maar. Ze had gisteren de afslag genomen die ze had willen nemen voor die patrouillewagen haar geblokkeerd had en was uitgekomen op een industrieterrein. Het had er verlaten uitgezien, nagenoeg alle parkeerplaatsen voor de uit betonnen blokken opgetrokken gebouwen waren leeg geweest. Ze had verwacht nog sporen van de schietpartij aan te treffen. Afzetlinten. Bloedvlekken op het asfalt. Maar niets van dat alles. Alsof er niets gebeurd was. Hij was even spectaculair als geruisloos van de aardbodem verdwenen. Nu was hij niet meer dan een lichaam dat in een koelcel op autopsie lag te wachten.
Ze had hem tien jaar geleden ontmoet, in een bar waar ze al jaren niet meer kwam. Ze had hem direct aantrekkelijk gevonden. Hun ontmoetingen waren altijd vluchtig geweest. Rendez-vous op parkeerterreinen, in smoezelige hotelkamers en achterafstraatjes. Niets van betekenis. Maar hij was altijd teruggekomen. Als hij vrij was, tenminste. Hij had de afgelopen jaren zo vaak in de bak gezeten dat ze de tel kwijt was geraakt. Ze had hem nooit opgezocht. Had niets tastbaars wat aan hun relatie herinnerde. Geen foto's, geen gedeelde kennissen, niets. Ze had alleen een wegwerpmobieltje waarop ze spaarzaam berichtjes ontving. Dat hij vorige week contact met haar had opgenomen had haar verrast. Zorg dat je maandag dienst hebt, ik wacht je op. Niet te laat komen.
Had ze kunnen vermoeden wat hij van plan was? Als ze haar ogen sloot voelde ze opnieuw de loop van zijn pistool tegen haar slaap. Zou hij hebben geschoten als ze geweigerd had weg te rijden? Had het hem ook maar iets geïnteresseerd dat hij haar in zijn shit mee had kunnen trekken?
Ze haalde het kaartje uit haar zak dat ze na haar verhoor had meegekregen. Ze liet haar ogen even rusten op het logo van het politiedistrict voor ze het verscheurde en in snippers op de grond liet vallen. Toen sloot ze de kartonnen doos met alle bezittingen van Robbie die nog in haar flat hadden rond geslingerd en liep via haar slaapkamer door het smalle gangetje door de voordeur, de galerij af. Bij de lift aangekomen veranderde haar ijdele hoop dat de monteur was langs geweest al snel in berusting. Nog steeds defect. Even twijfelde ze bij het trappenhuis. Vijf trappen heen, vijf trappen terug ...
Toen draaide ze zich om, liep de galerij weer op, tilde de doos over de reling en liet los. Dat was dan weer een voordeel van vijf hoog wonen. Tegen de tijd dat de doos beneden was beland, was er niets meer van Robbies waardevolle spulletjes over.