Trap naar Niemandsland - Tamara Haagmans - 3e plaats
Derde plaats schrijfwedstrijd Niemandsland
Door: op 8 december 2016

Hij grijnst naar me als hij met een harde tik het glas op de tafel zet. Ik zit op de bank en vanuit die houding is mijn gezicht precies op de hoogte van zijn kruis. Ik lik over mijn lippen. Ik heb ooit eens gelezen dat mannen dat sexy vinden, maar het lijkt Joost niets te doen. Wat verbeeld ik me ook. Ik kijk mistroostig naar beneden, langs mijn te dikke benen naar de te geforceerd sexy lange laarzen met de hoge hakken. Het leek me een goed idee. Net als de stay up kousen met het kanten randje die ik onder het rokje draag. Hij kijkt me opgewonden aan. Misschien dat hij toch… Ik buig naar hem toe, mijn lippen een beetje geopend, maar hij wilde alleen dat glas weer oppakken. Het moment is alweer voorbij en ik laat me achterover zakken. Ik weet niet wanneer ik het ben verloren. Vroeger wist ik hoe het voelde om me sexy te voelen. Vroeger moest ik de mannen van me af slaan. Nu is elke man die ik mee naar huis neem de volgende mislukking op het lijstje dat elke week langer lijkt te worden. Ze blijken allemaal getrouwd te zijn, of gewoon op zoek naar een snelle wip. Ze begrijpen het niet. Joost is de enige die het wel snapt. Hij komt steeds terug. Omdat hij van me houdt, zegt hij. Ik denk dat het is omdat hij weet dat er onder die façade van dat verlegen, net te dikke, lelijke meisje een beest in bed schuilgaat. Ik kijk naar zijn mooie, sterke vingers op mijn bovenbeen.

Twee weken eerder


De hand op mijn bovenbeen verplaatste zich voorzichtig naar boven. De vijf vingers kriebelden als een soort vogelspin naar boven, in de richting van mijn kruis. Ik was aangeschoten toen hij vroeg of hij met me mee naar huis mocht. Dat moest wel, want hij zat nu hier naast me, op mijn bank. Ik had me zo voorgenomen om het niet meer te doen. Ik hield het ook al zeker twee weken vol. Twee eenzame weken, waarin ik meer dan eens de telefoon had gepakt om Joost te bellen, maar het niet had gedaan. Omdat ik te trots was. Omdat ik niet wilde dat hij wist dat hij de ware was. Dat ik op hem had gewacht. De tong van mijn aanbidder hing een beetje uit zijn mond en hij had een glazige, geile blik in zijn ogen toen zijn vingers de rand van mijn slipje raakten. Tim, of Tom, of misschien was het wel Timo, kwam steeds dichterbij met zijn mond. Hij wilde me kussen. Zijn hand glipte in mijn slipje en hij hijgde steeds harder. Ik deinsde een beetje terug en greep zijn hand vast. Ik wilde dit niet. Ik had hem nooit mee naar huis moeten nemen, maar ik wilde zo graag vergeten dat ik al twee weken niet meer leek te bestaan voor Joost. Met een ruk trok ik zijn hand uit mijn slipje en mijn hoofd weg van die vlezige, vochtige lippen, die op een haar na op mijn lippen terecht waren gekomen. Van zo dichtbij was hij toch een stuk minder smakelijk dan ik eerst dacht. ‘Ik geloof niet dat dit een goed idee was. Je kunt beter gaan.’ Zeg ik, met dichtgeknepen ogen… 

…Joost knipt zijn vingers voor mijn ogen. ‘Chantal?’ Het kost me even om me te realiseren waar ik ben, zo ver was ik in gedachten verzonken. ‘Ik dacht even dat je in slaap gevallen was. Zo slaapverwekkend ben ik toch ook niet?’ Het idee! Dat ik in slaap zou kunnen vallen terwijl hij bij me is. Ik koester elke seconde met hem omdat het er veel te weinig zijn. ‘Ik weet niet wat het is vandaag, maar ik ben er met mijn hoofd niet bij. Ik heb een beetje een rotdag gehad maar dat is allemaal goed nu jij hier bent.’ Hij schuift een beetje dichter naar me toe en aait over mijn hoofd. ‘Wil je me laten zien hoe blij je bent dat ik hier ben?’ Ik wil niets liever. Het is niet eens nodig dat hij me weer in mijn nek pakt en mijn hoofd in de richting van zijn kruis duwt. Ik weet wat hij wil en ook precies hoe hij het wil. Ik let altijd goed op. Wanneer ze kreunen en wat ze lekker vinden. Joost is een geval apart. Een geval waar ik inmiddels tot over mijn oren verliefd op ben. Hij weet het. Dat weet ik zeker. Ik weet precies wat ik doen moet om het hem naar zijn zin te maken. Als hij straks voorgoed bij mij is, en we samenwonen zal hij me dankbaar zijn. Tegen de tijd dat hij me ten huwelijk vraagt en ik natuurlijk met tranen in mijn ogen JA roep, zal hij het kunnen waarderen wat ik allemaal voor hem gedaan heb. Het enige dat ons tegenhoudt is dat hij nog getrouwd is. Maar dat is nog maar een formaliteit. Ik weet het zeker, want hij zit middenin zijn scheiding. Ik sluit mijn ogen en doe wat hij wil. Omdat het is wat hij áltijd wil. Omdat hij zo alles kan vergeten. En ik zál hem alles laten vergeten. Net zoals ik deed bij Tim/Tom/Timo.  

Twee weken eerder

‘Hoe bedoel je, dat ik beter kan gaan? Ik heb je de hele avond drankjes gegeven! Jij hebt me de hele avond opgegeild en nu wil je dat ik ga zonder dat ik er iets voor terugzie? Wat ben jij voor ’n raar wijf?’ Er vlogen druppels speeksel in mijn gezicht toen hij de woorden naar me toe spuugde. Ik had weleens gehoord van mannen die zo denken, ik was er alleen nog nooit zelf eentje tegengekomen. Ik krabbelde omhoog van de bank en ging rechtop staan. Het leek wel alsof ik zijn dronken, geile blik, voelde branden in mijn decolleté. Hij maakte zelfs dat ik me een beetje vies voelde. Ik probeerde me te herinneren waar ik mijn mobiel had gelaten. Als ik discreet hulp zou kunnen inroepen zou er niets aan de hand zijn, dan zou hij gewoon verdwijnen. Hij mocht dan wel een lul zijn, maar hij verdiende niet wat al die andere eikels overkomen was. Ik wees naar de deur. ‘Het spijt me heel erg dat je dat zo voelt, maar ik voel me niet verplicht om wat dan ook te doen omdat ik een paar cola’s van je heb gekregen. Ik heb echt liever dat je gaat.’ Op dat moment veranderde er iets in zijn gezicht. Ik zag het gebeuren. Zijn mondhoeken gingen omhoog en hij begon te lachen. Hij bezegelde eigenlijk zelf zijn lot met wat hij toen deed. ‘Ik weet wel waar dit heen gaat. Jij bent een van die vrouwen die het lekker vinden om tegen te stribbelen, nietwaar? Jij zegt nee, en ik doe het toch. Ik ken jou soort wel.’ Zijn hand greep me bij mijn pols en hij keek me verlekkerd aan. ‘Wat ben jij een lekkere kleine slet zeg.’…

…‘Wat ben jij een kleine slet zeg.’ Joost spreekt de woorden zacht uit, met een plagerige ondertoon. Hij heeft mijn haar vast en hijgt zachtjes als ik mijn mond over zijn erectie op en neer beweeg. ‘Ik ken echt niemand die zoveel plezier in pijpen heeft als jij.’ Hij kreunt als ik hem het randje van mijn tanden laat voelen. Ik voel hoe mijn rokje omhoog kruipt en besef me dat hij nu het kanten randje van mijn kousen moet kunnen zien. En dan weet ik ook weer waarom ik die kousen heb aangetrokken. Voor hem. Omdat ik hem iets belangrijks wilde vragen. Ik laat zijn erectie uit mijn mond glijden, wat me een luid protest oplevert. ‘Joost? Hoe zit het nu met die scheiding?’ Ik voel hem meteen slap worden in mijn mond. Joost slaakt een diepe zucht. ‘Ik heb het toch al een paar keer gezegd? Ik kan niet zomaar weggaan. Ik moet haar met fluwelen handschoentjes aanpakken. De scheiding gaat me anders een hele hoop geld kosten. Dat wil je toch niet? Jij wil toch ook dat ik jou alles kan geven dat je hartje begeert in plaats van het met haar te moeten delen?’ Hij snapt het niet. Het kan me echt geen reet schelen wat het hem kost. Al moet ik droog brood eten en dat wegspoelen met water. Het gaat erom dat we samen zijn. Hij begrijpt ook wel dat we voor elkaar gemaakt zijn. Hij moet alleen snappen dat wat hij met haar heeft, niets voorstelt in vergelijking met wat hij met mij heeft. ‘Het loopt. Dat beloof ik. Maar het duurt allemaal even. Het duurt niet lang meer en dan laat ze me gaan. Dan gaan wij tweetjes op vakantie. Lekker twee weken op een warm strand liggen. Hoe klinkt dat?’ Hij knijpt speels in mijn wang.  

Twee weken eerder

Hij kneep me. Hard. ‘Geef het maar toe. Je kickt hier op.’ Hij keek zoekend om zich heen. ‘Waar is je slaapkamer?’ Sommige mensen verdienen het gewoon niet om vrij rond te lopen. Waar zou mijn slaapkamer zijn? Daar waar elke slaapkamer is. Gewoon boven. Zou hij dom genoeg zijn om erin te trappen? Ik gebaarde met mijn hoofd naar een deur. Als ik het precies op het goede moment zou doen, moest het lukken. Zijn vlezige, natte lippen kwamen weer dichterbij. Hij scheen ineens vergeten te zijn dat ik hem een minuut geleden nog de deur uit wilde werken, en het viel hem ook niet op dat ik ineens wel heel meewerkend was geworden. Ik dacht gewoon aan Joost. Alsof het zijn lippen op de mijne waren, en er trok een rilling door mijn lichaam. Ik kreunde zacht. Alsof Joost me ooit pijn zou doen. Omdat ik vergat wiens lippen het waren en hij tenslotte alleen maar hier was als een armzalige vervanger van Joost, liet ik me een seconde gaan. Tot hij zijn onderlichaam tegen het mijne aandrukte dan. Het feit dat hij kreunde, verpestte het. Het brak de illusie. Sukkel. We kwamen aan bij de deur en de loser had nog steeds niets in de gaten. Alsof ik hem ooit in de buurt van mijn slaapkamer zou willen. Hij reikte langs me om de deur open te maken en toen hij aan de knop draaide wist ik het: Het is nu, of nooit… 

…‘Het is nu of nooit Joost, je kunt niet blijven zeggen dat het bijna zo ver is. De eerste keer zei je al dat je bij mij wilde zijn. Ik wil met je over straat kunnen lopen. Je hand vast kunnen houden en kunnen laten zien dat ik bij je hoor. Samen op een terras een glas wijn drinken.’ Hij weet het niet, maar toen ik laatst bij de Hema was om nieuwe kousen te kopen, heb ik hem gezien. Hij zat op een terras met háár. Die bitch. Ze had haar hand op zijn onderarm en ze nipte van een glas rode wijn. Joost keek blij en ik kon haar ogen wel uitkrabben toen ik zag hoe ze naar hem keek. Ik weet dat hij dat alleen maar doet zodat zij niets doorheeft. Hij heeft me al een paar keer verteld dat hij haar niet meer kan uitstaan. Dat hij ervan walgt als ze naast hem in bed ligt of hem wil kussen. Dat hij het beter bij mij heeft, dat ik veel beter in bed ben. Het is alleen maar een kwestie van tijd. Toen hij haar vertelde dat hij wilde scheiden huilde ze, zei hij. Die avond zou hij eigenlijk naar mij komen, maar uiteindelijk moest hij de hele avond bij haar blijven om haar te troosten. Ik laat mijn nagels over zijn arm glijden en kijk hem verleidelijk aan, diep in zijn ogen. ‘Ik ben hier niet om dat gezeik aan te horen Chantal. We kunnen het nu nog even leuk hebben samen, maar als je door wil blijven zeuren, dan ga ik naar huis. Daar heb ik ook gezeik aan mijn kop maar daar kan ik tenminste de tv aanzetten.’ Hij laat zich achterover zakken en wacht af wat ik doe. 

Twee weken eerder

Hij wachtte af wat ik zou doen. De hand rond mijn pols was al iets losser en gelukkig duwde hij toen met een smerige grijns de deur open. NU. Voor hij door zou dat dit mijn slaapkamer niet was. Elke man met een beetje verstand had allang gezien dat dit de kelderdeur was. Ik had maar een paar seconden want zo gauw de deur helemaal open was, zou hij de krakkemikkige houten trap naar beneden zien. Het was maar een fractie van een seconde maar het was genoeg. Ik draaide mijn bovenlichaam scherp naar links en gaf een ruk aan zijn arm terwijl ik zijn lichaam een duw gaf met mijn elleboog. Hij wankelde, leek zich te herpakken maar verloor uiteindelijk toch zijn evenwicht. Met een misselijkmakend gekraak viel hij de trap af, zo de kelder in. Dát kon niets anders dan een paar gebroken botten opleveren. ‘Hallo? Ben je oké?’ vroeg ik schijnheilig. Ik tuurde het donker in. Er kwam geen reactie en het bleef muisstil. Hij zal wel héél boos zijn, dacht ik nog. Dat ik hem de trap af had geduwd bedoel ik. Maar ik moest wel. Ik probeerde het nog eens. ‘Hallo? Moet ik een dokter bellen?’ Alsof ik dat zou doen. Echt niet. Het is ook altijd hetzelfde met die kerels. Als ze hun mond open móeten doen, doen ze het niet. Maar als ik ze niet horen wil, dán kletsen ze me de oren van mijn kop. Ik pakte de zaklamp van het haakje en slaakte een diepe zucht toen ik voor de zoveelste keer mijn voet op de traptrede zette...

…Ik zet mijn voet op de trap, en wenk Joost. ‘Ga mee naar boven,’ zeg ik smekend. Hij kijkt op zijn horloge. ‘Ik heb niet veel tijd, we hebben een etentje vanavond, maar een vluggertje moet wel lukken, geil wijf dat je bent.’ Onverwacht steekt het, ergens in de buurt van mijn hart, dat ik geen deel uitmaak van ‘we’. En als ik héél eerlijk ben, weet ik ook wel dat ik nooit deel uit gá maken van ‘we’, samen met Joost. Hij wil wijn op een terras, met een slanke blonde, in plaats van Netflix op de bank met een dikkerdje in stay ups. Hij schuift de trouwring van zijn vinger af en stopt hem terug in zijn zak. Hoe dom, dat me dat niet eerder opgevallen is. Dat ik al die tijd dacht dat hij zijn trouwring niet meer droeg omdat hij al bijna gescheiden was. Het besef slaat me in mijn gezicht als een natte dweil. Het is nooit zijn bedoeling geweest dat wij twee ‘we’ zouden worden. Ik ben zíjn tussendoortje. Zijn scharrel. Dat meisje dat hij tevreden moet houden door haar beloftes te doen die hij dan uiteindelijk niet waarmaakt. Hij zal nooit bij zijn vrouw weggaan. Niet voor mij. Hij is geen haar beter dan de rest. ‘Ik heb een verrassing voor je, in de kelder,’ Ik verbaas mezelf hoe weinig moeite het me kost om de woorden uit te spreken. Hoe snel het besluit genomen is. Amper een week geleden wilde ik nog oud met hem worden maar daarnet ging ineens de knop om. Ik voel me vies. Iets dat hij uit de kast pakt als hij ermee wil spelen maar daarna ook zonder pardon terug in de kast gooit en het daar laat liggen tot hij weer wil spelen. Hij trekt zijn wenkbrauw op. Hij is net een klein kind, het vooruitzicht van een cadeautje laat hem de rest vergeten. ‘Je moet het alleen zelf gaan pakken.’ Ik zet een stap terug tot ik weer met beide voeten in de hal sta. Ik twijfel. Heel even maar. Niet langer dan een seconde en dan loop ik voor hem uit naar de kelderdeur…

Twee weken eerder

Ik zag het eigenlijk al voor ik beneden was. In het schijnsel van de zaklamp zag ik hem aan de voet van de trap liggen. Een van zijn benen in een rare hoek onder zijn lichaam, en zo te zien was zijn hoofd onderweg een paar keer tegen de muur gekomen want overal lag bloed. Zijn ogen waren open, dat kon ik zelfs halverwege de trap al zien. Maar dan het soort ‘open’ dat je vooral ziet bij de doden. Die levenloze blik, alsof je naar vissenogen kijkt. Beneden aan de trap wist ik het zeker. Oh ja. Zo dood als een pier. Zelfs dat was me niet gegund, om nog een beetje plezier te maken. Ik schoof hem aan de kant met mijn voet. Hij voelde warm aan, en zo te zien had hij zijn nek gebroken. Ik slaakte een diepe zucht en liep toen naar de vriezer. De kou sloeg in mijn gezicht toen ik hem opende en erin keek. Tot bovenaan vol. Daar zou hij met geen mogelijkheid bij passen. Verdorie. Ik had hem gewoon moeten drogeren en hem daarna in de vriezer moeten laten inslapen. Dat doe je met zieke ratten, leerde ik ooit van een dierenarts tijdens mijn studie. Een humane manier om er een eind aan te maken. Maar die klootzak moest het weer verpesten door zijn nek te breken, nog voor ik plaats kon maken in de vriezer. Ik duwde tegen beter weten in een beetje tegen het bevroren lichaam dat bovenop lag. Er hingen ijspegels aan zijn oren en zelfs na een paar rukken eraan bewoog het niet en gaf het geen meter mee. De vijf lichamen eronder, ook allemaal stijf bevroren, namen elke vrije centimeter in beslag. Binnenkort zou ik weer met mijn zaag en het zuurbad in de weer moeten. Met al die klootzakken de laatste tijd vulde de vriezer sneller dan dat ik hem leeg kon maken. Ik trapte zijn lichaam aan de kant. Of misschien was het gewoon tijd voor een nieuwe vriezer. Als cadeautje voor mezelf. Het lichaam liet ik liggen. Ik nam een bad, om zijn vieze vingers van me af te spoelen en stuurde een paar halfnaakte selfies naar Joost. Fuck mijn trots, hij zou weten dat ik hem wilde… 

‘Is het een sexy verrassing?’ Ik werp Joost mijn meest verleidelijke knipoog toe. Doodzonde is het. ‘Ga maar kijken. Je komt er vanzelf achter. De lichtknop zit daar beneden, dus kijk uit waar je loopt.’ Ik wacht tot hij halverwege is, ver genoeg om nog een flinke rotsmak te maken en dan duw ik zo hard als ik kan, met mijn beide handen in zijn rug. ‘Fuck!’ schreeuwt hij, gevolgd door de klap van iets hards tegen beton. Het blijft stil. Eén seconde. Twee seconden. Dan begint hij te schreeuwen. ‘Achterlijk wijf! Waarom deed je dat nou!’ Ik schijn naar beneden met de zaklamp. Joost ligt met zijn gezicht naar beneden op zijn buik onderaan de trap. Hij heeft letterlijk een duikvlucht gemaakt en als hij zich omdraait zie ik dat hij met zijn gebit op de grond terecht is gekomen, hij mist een paar tanden en heeft een bloedneus. Zijn van pijn vertrokken gezicht verandert in een van afgrijzen als hij het ziet. Hij wil wegkrabbelen maar komt niet overeind. Misschien ook zijn enkel gebroken. Ik volg zijn blik. Vol in het schijnsel van mijn zaklamp ligt Tim. Of Tom. Of Timo. Nou ja, wat er van hem over is dan. Het warme weer heeft hem duidelijk geen goed gedaan, en nu ik voor het eerst in twee weken terug in deze kelder ben weet ik wel dat ik dus niemand meer twee weken kan laten liggen. Gadverdamme wat een vreselijke stank! Joost krabbelt zo goed en kwaad als het gaat aan de kant en ondersteunt zijn pols, zie ik. Dat is nogal een score, als zijn pols ook gebroken is. ‘Je bent gek!’ roept hij, en de bloedspetters spatten in het rond uit zijn mond. Ik loop kalm de trap af en druk op de lichtknop. Trots kijk ik om me heen. De verwilderde, angstige blik van Joost is het mooiste dat ik ooit heb gezien op zijn gezicht. In de verste hoek van de kelder staan twee zwaar verstevigde kooien. Ze lijken een beetje op benches maar ze zijn speciaal voor mij gemaakt in het buitenland, en ze kunnen volwassen mannen gevangenhouden, zonder moeite. De man die ze maakte dacht ik dat ik aan hardcore SM deed. Ik heb hem in die waan gelaten. Joost kijkt geschokt naar de kettingen. Ik kan ze overal ophangen hier beneden, want de muur hangt vol met haken. Alles is geïsoleerd, zodat ze zo hard kunnen schreeuwen als ze willen, maar de meeste mannen schreeuwen al niet eens meer als ze hier zijn aangekomen. Ik volg zijn blik naar de geïmproviseerde operatietafel, en het zeil op de grond met de kettingzaag uit de kringloopwinkel ernaast. Misschien moet ik de badkuip trouwens eens schoonmaken, want ik zie dat er bloedvegen langs de buitenkant zitten. Af en toe is het goed om je omgeving eens door de ogen van een ander te bekijken. Dan lijkt hij eindelijk zijn stem terug te krijgen. ‘Wat is dit?’ Zonder antwoord te geven stap ik over Joost heen. Ik doe het kleine witte kastje open en ik voel zijn ogen branden in mijn rug. Ik zorg dat hij de injectiespuit niet ziet. Meestal krijgen ze die pas als ze al een paar dagen in de kooi zitten en me alles beloven om er maar uit te komen. Dat ze voor altijd bij me blijven, bijvoorbeeld. Als ze spijt betuigen wil ik ze best uit hun lijden verlossen. Ik kan het niet aan bij Joost. Ik wil hem niet zien lijden, ook al is hij de grootste klootzak tot nu toe. Met mijn linkerhand neem ik hem in de houdgreep en voor hij weet wat hem overkomt, heeft hij de naald al in zijn hals en verwoest de overdosis zijn lichaam van binnenuit. Hij schokt een paar keer heel heftig en dan voel ik hem verslappen in mijn armen. Misschien zou er nooit een ‘We’ zijn met Joost, maar nu net, heel even, was het alleen hij en ik. Ik schuif het lichaam aan de kant en haal mijn neus op. Het stinkt hier wel echt heel erg. Ik moet hier iets aan doen, voor een van mijn buren het gaat ruiken.  

Een week later.

Ik kijk trots om me heen. De vriezer is leeg en het zeil is vervangen door een schoon zeil, waarop de badkuip staat te glimmen. Twee jerrycans met zuur staan te wachten naast het afvoerputje, dat ik ook heb geboend tot ik mezelf in het deksel kon zien. Het ruikt lekker schoon naar bleek, en de ambi-pur in het stopcontact zorgt voor de resterende vage luchtjes. De zes lichamen die ik in stukken heb gezaagd en heb opgelost in het zuur zullen vast gemist worden, maar ik heb hun telefoons mee vernietigd dus niets wijst op mij. Misschien zit er nog wat DNA in het afvoerputje maar dat is dan ook alles. Hun vrouwen denken vast dat ze er vandoor zijn met een van hun scharrels, en waarschijnlijk zijn ze zonder hen een stuk gelukkiger. Na verloop van tijd. Ik heb ze eigenlijk gewoon een dienst bewezen. Ik heb mezelf getrakteerd op een nieuwe kettingzaag en ik kan niet wachten tot ik hem de eerste keer kan gebruiken. Ik heb ook een klok opgehangen, want soms had ik het zo naar mijn zin dat ik vergat dat ik ook nog moest werken. Niet dat een patholoog anatoom het nou zo druk heeft in Limburg, maar er moet toch brood op de plank komen. Niet iedereen heeft het geluk dat ze van hun hobby hun beroep kunnen maken. Voor ik naar boven loop hang ik het nog even recht. Mijn nieuwste aanwinst. Een leuk bord in de vorm van een wegwijzer. ‘NIEMANDSLAND’ staat erop, in glimmende paarse letters. Hij wijst naar mijn vriezer. Leuk, voor wie ik vanavond mee naar huis neem…



Bezoekersreacties:
Website Security Test