Geef de pen door...20
Door: Esther Boek op 16 december 2018

Geef de pen door... is een schrijfproject waarbij tien auteurs hun krachten hebben gebundeld om gezamenlijk een spannende vrouwenthriller te schrijven. Een idee dat spontaan is ontstaan en waar de tien auteurs enthousiast aan willen meewerken.

De auteurs die meedoen zijn: Gaby Rasters, Tamara Haagmans, Esther Boek, Janneke Bazelmans, Antoinette Kalkman, Tamara Onos, Saskia Oudshoorn, Barbara Sevenstern, Jojanneke Buschgens en Ingrid Mulder.

Elke twee weken zal er een vervolg verschijnen waarbij de auteurs uitgedaagd worden verder te schrijven op de gedeeltes die een andere auteur heeft geschreven. Het is een experiment en we zijn allemaal benieuwd wat voor verhaal hieruit gaat rollen... 
Lezen jullie mee?

Voor hoofdstuk 19 klik hier



Esther Boek is in 1967 geboren in Uden en woont inmiddels alweer een flink aantal jaren in de Betuwe. Ze is getrouwd en heeft drie zonen. Naast het schrijven werkt ze in de zorg rondom kinderen. 

Esther debuteerde in maart 2017 met haar succesvolle debuut Geen kind meer bij uitgeverij De Crime Compagnie. Haar nieuwe boek, de literaire/psychologische thriller De Perfecte Moeder verschijnt 4 april 2019.

Hoofdstuk 20

1992 

Langzaam duwt hij de deur van de hut open. Het licht van de zaklamp verlicht een dunne streep van de vloer. Voorzichtig loopt hij naar de kist waarachter hij zijn drugs heeft verstopt. Morgen heeft hij een afspraak met twee jongens van school die wat handel van hem willen overnemen. In de hoek van de hut zakt hij door zijn knieën om de drugs achter de kist vandaan te pakken. Een zacht kreunen achter hem doet hem terugdeinzen en hij laat de drugs uit zijn handen vallen. Geschrokken draait hij zich om en schijnt met zijn zaklamp in de richting vanwaar het geluid komt. In de hoek onder een slaapzak, ziet hij iets liggen. De straal van zijn lamp beweegt hij over de vloer totdat in het licht lange haren zichtbaar worden, die als een waaier over de vloer zijn verspreidt. Op zijn tenen sluipt hij dichterbij, de onbeweeglijke bult goed in de gaten houdend. Wanneer hij de slaapzak op een meter genaderd is ziet hij het rood tussen de lange haren tevoorschijn komen. Hij buigt zich naar voren en trekt de slaapzak een stukje naar beneden. 
   ‘Monica?’ 
   Met een oog kijkt ze hem aan. Het andere oog is gesloten. Een zacht kreunen is de enige reactie op haar naam.  
   ‘Wat is er met jou gebeurd?’ Hij legt de zaklamp op de grond en trekt de slaapzak van Monica af. Nog steeds is slechts een zacht kreunen de enige reactie, terwijl het ene oog elke beweging die hij maakt angstig volgt. ‘Ben je bang, Monica?’ Hij buigt zich over haar heen. De geur van bloed vermengt zich met de geur van haar parfum dat hem altijd al opwondt. Hij ziet dat haar blouse een stukje opengevallen is waardoor hij vrij uitzicht heeft op het rode kant dat haar stevige, ronde borsten als cadeautjes verpakt. Begerig steekt hij zijn hand onder het rode stof terwijl het ene oog zijn bewegingen volgt. Voor de rest ligt Monica roerloos, als een gewillig object, voor hem. Zijn vingers vinden haar tepel en hij kan niet anders dan zijn zwellende opwinding bevrijden. Daarna stroopt hij in ongecontroleerde bewegingen de lagen kleding van Monica’s onderlichaam en net als hij bij haar naar binnen wil dringen voelt hij een klap tegen zijn schouder.  
   ‘Lazer op, Abel!’ Nog een ferme duw en hij valt opzij. De broek rondom zijn enkels beletten hem op te staan en met zijn handen probeert hij zijn inmiddels krimpende geslachtsdeel te beschermen. Te laat ziet hij de vuist die hem vol in het gezicht raakt. 

 
1993 

 Een ziekenhuis in Antwerpen  

De felle lampen boven haar doen pijn aan haar hoofd. Sinds die fatale nacht, zeven maanden geleden, is alles anders geworden. Elk geluid, elk fel licht, geurtjes, alles lijkt als vlijmscherpe messen haar hersenpan in te snijden. Maar deze pijn is niets vergeleken bij de pijn van het verraad. Het begon al veel eerder, de trouweloosheid van het meisje dat ze als haar hartsvriendin beschouwde, als de zus, de tweelingzus, die ze nooit gehad had. 
   Thuis was ze eenzaam. Haar ouders maakten haar huis tot een onveilige plek en regelmatig ontvluchtte ze de harde woorden, die dagenlang na resoneerde tussen de muren die bruin waren van de nicotine. Als de lege flessen het vieze, afgesleten tapijt overnamen en de woedend uitgesproken zinnen overgingen in lallende woorden en later in oorverdovend gesnurk, pakte ze wat kleren in een tas en ging naar de verlaten hut bij het ven. 
   Sanne was altijd bang geweest, in het donkere bos dat de houten, gammele wanden van de boshut omsloot. Maar voor haar waren de dichte struiken en het aardedonker een bescherming die ze in haar eigen, helverlichte huis niet vond. Haar vriendin, haar vroegere vriendin, zou dat nooit begrepen hebben. Zij kwam uit een warm nest waar de thee op tafel stond en de koekjes op een schaaltje lagen te wachten als ze uit school kwam. Ze had het regelmatig meegemaakt, al die keren dat ze na school met Sanne mee naar huis was gefietst. Misschien was haar eigen zaadje van haat toen al geplant, bij dat eerste kopje thee en dat vettige boterkoekje.  
   Sanne was ook altijd bang geweest voor de onzichtbare vijand in de struiken en ze had haar erom veracht. Zij wist wel beter. Je allergrootste vijand was veel dichterbij dan je dacht, woonde in je huis, sliep in de slaapkamer naast de jouwe. Fietste met je mee naar school, liet je huiswerk overschrijven en fluisterde vanachter het tafeltje achter de jouwe in de klas, de juiste antwoorden in je oor. En liet je voor dood achter. 

 ***

‘Maartje, ik wil naar huis.’ De vrouw met het vreemde gezicht staat met haar rug naar hen toe. Ze praat met Ira maar Joris kan niet verstaan waarover ze het hebben. Joris houdt de twee met een schuin oog in de gaten terwijl hij zich voorzichtig naar zijn zus overbuigt. ‘Ik vind het niet meer leuk.’ 
   ‘Ik ook niet.’ Over Maartjes wangen lopen zwarte sporen van met tranen vermengde mascara. ‘Zullen we gewoon weggaan?’ Haar stem klinkt piepend, alsof haar mond de woorden niet prijs wil geven, terwijl ook zij mevrouw De Wit en Ira in de gaten houdt. Ze was zo blij met deze kans, om een echt model te worden. Maar nu lijkt die droom langzaam te veranderen in een schrikbeeld. Een angstige werkelijkheid zelfs waarvan ze zich meer en meer begint af te vragen waarom dit haar ooit zo aantrekkelijk had geleken. 
   ‘Ik heb mama al een berichtje gestuurd of ze ons komt halen.’ Joris pakt zijn mobiel uit zijn broekzak. ‘Misschien heeft ze al een reactie gegeven.’ 
   Maartje kijkt naar het scherm van de mobiel van haar broertje waarop ze ziet dat hij drie berichten heeft ontvangen.
   ‘Hey, jij daar.’ De vrouw staat plots achter hen en Joris laat van schrik zijn iPhone vallen. Vliegensvlug raapt mevrouw De Wit de mobiel op. ‘Geef die maar aan mij. Mobieltjes op de set kan echt niet.’ Haar andere hand klauwt om de pols van Joris en haar vingers worden wit. Joris krimpt in elkaar en probeert zich los te rukken, maar de nagels van de vrouw boren zich alleen maar dieper in zijn vlees. 
   ‘En nu is het genoeg.’ Maartje kruipt onhandig uit de slaapzak. Ze voelt de woede haar angst overnemen. ‘Laat mijn broertje los. We gaan naar huis.’ Haar handen heeft ze tot vuisten gebald.  
   ‘Naar huis?’ Mevrouw De Wit laat Joris zijn pols los en gooit haar hoofd lachend achterover. Haar ene kant van haar gezicht lacht mee terwijl de andere helft strak en doods blijft. 
   Joris loopt naar achteren, totdat de muur tegen zijn rug hem tegenhoudt. 
   ‘Niemand gaat hier naar huis.’ De zojuist nog vrolijke gezichtshelft is nu vertrokken in een woedende grimas met daarin een donker, samengeknepen oog. Het andere oog blijft strak voor zich uitkijken. Ook de andere kinderen deinzen nu naar achteren.  
   Achter de vrouw verschijnt Ira, een grote sleutelbos hangt treiterend aan zijn vingers. ‘Jullie zitten opgesloten. Maar zullen we een spelletje doen mam? Wie het goed doet mag naar huis.’ 
   ‘Ja, truth or dare. Al zal dare wel niks worden.’ Opnieuw vult de studio zich met een kakelende lach. ‘Genetisch gezien zal er in deze kinderen weinig dare zitten.’ Net zo snel als de vrouw begon met lachen, staat ze nu met een van woede vertrokken gezicht voor de inmiddels doodsbange kinderen. ‘Maar als jullie het goede antwoord kunnen geven op de vraag hoe betrouwbaar jullie ouders zijn, dan mag je naar huis.’ De scheve mond krult zich aan een kant weer omhoog. ‘Misschien.’ 

 
 1993 

 Een ziekenhuis in Antwerpen  

‘Kom op Monica. Nog even volhouden.’ Het Vlaamse accent van de vrouw die tussen haar benen luidkeels aanmoedingskreten slaakt, zorgt in Monica’s hoofd dat de stekende pijn door de felle lampen, overgaat in vlammende woede. 
   ‘Hou toch je kop.’ Ze denkt dat ze de woorden krijsend in het gezicht van de vrouw gesmeten heeft, maar ze hoort zelf ook hoe ijl en timide haar stem klinkt. Alle kracht die ze in haar lichaam voelde lijkt met de weeënstorm verwaaid te zijn.  
   ‘K-k-k-om o-o-o-p M-Mo-Mo-nica.’ De stem die in haar oor fluistert, begon met elke wee meer te hakkelen. ‘J-j-j-je k-ku-ku-kunt het.'
   Haar vroegere vrienden hadden hem om het stotteren uitgelachen, namen hem niet serieus en noemden hem een lulletje rozenwater. Soms mocht hij mee naar het ven. Als er in de klas heimelijk truth or dare vragen op briefjes naar elkaar door geschoven werden, wist ze al dat Nico er die avond bij zou zijn. 
   Ze deed mee aan die briefjes, altijd. En altijd had haar pen gebeefd en haar hart gehuild. Ze zoekt zijn hand en dankbaar voelt ze zijn vingers, die net zo klam zijn als de hare, om haar hand schuiven. ‘Ik ben bang.’ Een nieuwe wee lijkt haar onderlijf in tweeën te splijten en ze schreeuwt haar angst langs de muren omhoog.  
   I-i-ik, b-be-benb-b-bijj-je.’ Zijn andere hand streelt de vochtige haren uit haar gezicht. 
   ‘Kom op Monica, we doen het samen.’ Nog een hand die haar gezicht aait. Ruwer, koeler dan de hand van Nico. ‘We laten je niet in de steek.’ 

 ***  

Nico ijsbeert door de kamer terwijl Sanne met grote ogen naar het beeldscherm van haar tablet kijkt. De videobeelden van de kinderen, die zojuist nog zichtbaar waren, zijn nu verdwenen. Hoe vaak ze ook op knoppen ramt, de beelden komen niet meer terug. Ze klikt het andere tabblad aan en de rouwkaart van Rob verschijnt weer in beeld. ‘Rob, Rob is dood.’ Nu ze het hardop uitspreekt voelt ze een knellende band om haar borst schuiven. Haar keel lijkt te verkrampen en tranen wellen op in haar ogen. ‘Hoe kan hij nu zo jong gestorven zijn?’ 
   ‘Een sto-storing in het c-c-computersysteem v-v-van zijn auto w-waardoor de ABS het niet deed.’  
   Verbaasd draait Sanne zich om. ‘Hoe weet jij dat?’ 
   Vanuit de kraag van Nico’s overhemd kruipt een vuurrode gloed via zijn hals naar boven en verspreidt zich razendsnel over zijn wangen. ‘Ik w-w-wist het.’ Hij haalt onhandig zijn schouders op.  
   ‘Jij wist dat Rob dood was?’ Sanne staat zo bruusk op van de stoel dat deze met een klap op de grond valt en de andere eetkamerstoel een meter verschuift. Haar ogen zijn donker en haar samengeknepen wenkbrauwen geven haar gezicht een boosaardige uitdrukking. ‘Kon je daarom zo snel die advertentie vinden op internet? En waarom heb je het me niet gewoon verteld, maar deed je of je van niets wist?’ De tranen die net nog achter haar ogen prikten, stromen nu over Sannes wangen. Met haar vuisten ramt ze tegen de borst van Nico aan. 
   ‘Kap daarmee.’ Met een ijzeren greep pakt hij haar beide polsen vast. ‘I-i-ik w-weet meer dan j-j-jij denkt. V-v-vroeger n-namen j-j-jullie me al n-n-niet serieus.’ 
   In Nico’s ogen verschijnt een man die Sanne nog nooit gezien heeft. Een Nico die haar bang maakt. Tevergeefs probeert ze haar polsen los te trekken. ‘Laat me los, man!’ Haar stem klinkt krachtiger dan ze zich voelt. 
   ‘Z-zi-zitten jij.’ 
   Met een harde duw belandt Sanne half op en half naast de stoel. Omdat Nico haar handen nog steeds vastheeft kan ze haar val niet goed breken en ze stoot haar schouder hard tegen de rand van de tafel. ‘Auw, wat doe je?’
   ‘Jij g-gaat zitten en luisteren.’  
   Sanne wil opstaan maar Nico geeft haar een harde vuistslag in haar gezicht. Even lijkt de wereld om haar heen stil te staan, zich te verschuilen achter een donkere deken waardoorheen slechts fluitende tonen haar oren bereiken. Ze proeft de smaak van ijzer en ze voelt de scherpe randen van haar eerder afgebroken tand in haar lip snijden.  
   ‘Rob en Monica waren broer en zus.’ Nico’s stem kruipt via de wattenlaag in haar hoofd, langs de fluitende tonen, haar hersenen binnen.     Sanne hoort dat hij niet stottert en de angst krijgt nu een verlammend effect op haar. 
‘Broer en zus? Maar ze hebben een heel andere achternaam.’ Ze kan haar eigen stem nauwelijks verstaan. Bloed loopt in haar keel en ze voelt dat ze misselijk wordt.  
   ‘Ja, jij, als zogenaamde beste vriendin, wist natuurlijk van niks.’ 
   Tranen vermengen zich met het snot uit haar neus. ‘Niemand wist het.’ 
   Nico lacht bulderend. ‘Jij wist het niet.’ Plotseling is de lach weer gestopt en duwt hij zijn vinger priemend tegen haar borst. Dan gaat hij op zijn knieën voor haar zitten en legt zijn hand strelend tegen haar wang. Sanne schuift naar achteren maar de tafelrand duwt hard tegen haar rug. Nico lijkt van haar angst te genieten. ‘En nog een paar anderen wisten het niet. Maar wij, wij wisten het wel.’  
   ‘Wij? Jij, Rob en Monica?’ 
   Nico glimlacht. Zijn ogen staan medelijdend. ‘Sanne, Sanne, Sanne.’ Langzaam buigt hij zijn gezicht dichter bij het hare en ze gooit haar hoofd naar achteren. De onverwachte beweging laat de donkere deken weer terugkomen en ze voelt braaksel in haar keel omhoog komen. ‘Nog altijd even naïef.’ Hard duwt hij zijn lippen op de hare.  
   De yoghurt met blauwe bessen verlaat nu definitief in omgekeerde volgorde haar lichaam en het zure goedje spettert in het gezicht van Nico. Met een van afschuw vertrokken gezicht deinst hij achteruit en valt achterover op zijn billen. Sanne ziet haar kans schoon en springt op van de stoel. Ze trekt een sprintje naar de deur maar voor ze de klink vast kan pakken voelt ze twee handen om haar enkels en worden haar benen onder haar lijf vandaan getrokken. Voordat ze zich kan verweren heeft Nico haar op haar rug getrokken en zit hij bovenop haar. Haar armen liggen naast haar hoofd en zijn handen sluiten zich als een bankschroef om haar polsen. Zijn gezicht is vertrokken in een versie van Nico waarin Sanne nog nauwelijks de man herkent die, wat nu een eeuwigheid geleden lijkt, aan haar tafel achter haar laptop zat.  
   ‘Zo, het wordt tijd dat jij de waarheid gaat kennen. De hele waarheid.’ Nico veegt zijn gezicht zo goed en zo kwaad als dat gaat langs zijn schouder maar veel helpen doet het niet. De stinkende, blauwgekleurde zure drab schuift heel langzaam over zijn wangen naar beneden. ‘Rob w-was de halfbroer van Monica. Daarom stond z-zij op de rouwkaart. De v-vader van Monica nam het allemaal niet zo nauw en verwekte hem bij een andere vrouw, een h-half j-jaar v-voordat hij de moeder van Monica bezwangerde. Maar Rob had meer geluk. Z-zijn moeder sloeg, v-voordat Rob geboren werd de rijke Ferdinand van der Meulen aan de haak en trouwde met hem. Z-zo kreeg Rob z-zijn achternaam en groeide hij op m-met de g-gouden lepel in zijn mond terwijl Monica al blij mocht z-zijn met een houten stokje.’ 
De druk om de polsen van Sanne wordt steviger. ‘R-Rob wist na de dood van z-zijn va-vader hoe het w-werkelijk z-zat. Dat Monica z-zijn zus w-was.’ 
   De dood van de vader van Rob. Dat wist Sanne nog. Ze kwamen toen al regelmatig samen bij het ven. De man was lang ziek geweest en overleed toen Rob een jaar of zestien was. Als vriendengroep waren ze nog samen naar de uitvaart geweest. Ook Monica was daarbij.  
   ‘Rob v-vertelde aan Monica wat hij w-wist, maar Monica w-was al jaren op de hoogte van het feit dat hij haar halfbroer w-was. Tijdens de ruzies tussen haar ouders w-was dit allang en breed over de tafel geschreeuwd. Rob z-zorgde voor Monica, kocht spullen v-voor in het houten hutje in het bos w-waardoor ze een plekje kreeg w-waar z-ze naartoe kon vluchten als het haar thuis te onveilig w-werd. Hij bracht haar eten, leesboeken, schone kleren. Maar nooit v-vertelde hij z-zijn v-vrienden de w-waarheid. Niemand mocht w-weten dat Monica z-zijn z-zus w-was.’  
   Nico lijkt in een andere wereld terecht te zijn gekomen. Zijn ogen kijken haar aan maar Sanne durft te zweren dat ze haar niet zien. De trek om zijn mond, die zojuist nog grimmig was, is zachter geworden. Maar de druk van zijn lichaam op het hare en zijn handen om haar armen is nog even strak. ‘Toen Rob trouwde met Jessica en David en Joeri w-werden geboren, w-was z-ze altijd w- welkom binnen dat gezin. Maar ook David en Joeri mochten niet w-weten dat Monica hun tante w-was. Jessica w-wist het w-wel, maar ook zij hield haar kaken stijf op elkaar.’ De trekken in zijn gezicht verharden zich weer. 
   ‘Maar Monica is dood. Ik heb zelf haar lichaam bij het ven zien liggen. Heb haar samen met Patrick naar het hutje gebracht. Ik wilde haar niet achterlaten, maar Patrick zei dat we toch niets meer voor haar konden doen.’ Sanne voelt de pijn en verdriet weer van lang geleden. Maar ze kan de geur van ijzer nog ruiken, toen ze zich over haar hartsvriendin heen boog. De paniek, toen ze de koude tocht voelde die over de grond trok, en de gedachte dat ze Monica daar op die koude vloer moest achterlaten. De verbijstering toen ze de volgende ochtend terugkwam in het huisje en onder de slaapzak niet meer het lichaam van Monica bleek te liggen. ‘Monica was er niet meer. Ik heb haar overal gezocht. Jaren- en jarenlang. Soms dacht ik dat ik haar zag. Op straat, in een etalageruit. Maar elke keer als ik beter keek was ze weg. Was ze opnieuw verdwenen.’ 
   Ze huilt nu, met gierende uithalen. Het snot druipt uit haar neus, glijdt over haar lippen en vermengt zich met haar tranen. De klauwende hand om haar pols verdwijnt en voor ze het in de gaten heeft wordt deze tegen haar wang geslagen en vliegt haar hoofd opzij.
     ‘Krokodillentranen!’ Nico sist tussen zijn tanden, zijn gezicht dicht bij dat van haar. Sanne voelt de druppels speeksel op haar neerkomen. ‘Zelfmedelijden. Dat had je! Maar om Monica gaf je niks.’
   ‘Dat is niet waar! Monica was mijn vriendin. En dat zal ze altijd blijven.’ 
   ‘Bullshit. Je gaf niets om haar. Toen jij haar duwde, haar hoofd op de keien liet knallen en haar voor dood achterliet, hebben wij haar gered. Haar, en haar ongeboren baby.’ 

 ***  

‘Monica, waarom doe je zo? Je maakt me bang.’ De eerdere bravoure is nu volledig uit de stem van Joeri verdwenen. ‘Toen je ons bij mama op kwam halen zei je dat we wat leuks gingen doen. Maar dit vind ik niet leuk.’ Tranen glijden als een stille beschuldiging over zijn wangen omlaag. 
   ‘Ik had toch gezegd dat jullie me vandaag mevrouw De Wit moesten noemen? Niemand hier hoeft te weten dat jullie me kennen.’ Monica pakt Joeri hard bij de schouders en schudt hem door elkaar. ‘En het leven is niet altijd leuk, Joeri, leer daar maar mee leven.’ Haar oog vernauwt zich en om haar mond verschijnt een lach die eerder satanisch dan vriendelijk is. Monica buigt zich zo dicht naar Joeri toe dat haar neus bijna het puntje van de neus van de jongen raakt. ‘Als er überhaupt nog tijd is om wat over het leven te leren.’ Dan schalt de kakelende lach weer door de ruimte. 
   Ook Ira lijkt het allemaal erg vermakelijk te vinden want hij staat nonchalant tegen de muur geleund, een voet op de grond, de andere naast zijn knie tegen de muur aan. Zijn handen heeft hij over zijn wat vadsige buik gevouwen. Hij glimlacht en bij elke traan die de kinderen laten lijkt de lach breder en breder te worden. 
   David wurmt zich tussen Monica en Joeri in en geeft zijn tante een harde duw. ‘Laat mijn broer met rust.’ Achter hem begint Joeri nu onbedaarlijk te snikken en dat lijkt in David nog meer woede los te maken. Opnieuw duwt hij, nu met nog meer kracht, tegen Monica aan waardoor deze even wankelt en dan met een kreet die de andere kinderen nog verder terug laat deinzen, op de grond valt. Alleen David lijkt minder bang. Hij stort zich op de vrouw en beukt met zijn vuisten ongecontroleerd in het rond. 
   Ira is losgekomen van de muur maar nu komt ook Maartje in actie. Ze steekt haar been uit waardoor de man, log en zwaar, op de betonnen vloer van de studio terecht komt. Maartje laat zich op haar knieën vallen en probeert met haar ranke lijf de vele grotere en zwaardere man tegen de grond te houden. David heeft steeds meer moeite om de harder en harder worstelende Monica in bedwang te houden. 
   ‘Komt iemand nog helpen?!’ Maartje roept naar de kinderen die bang en apathisch op een kluitje bij elkaar staan. Haar stem klinkt hijgend en het meisje is geen volwaardige tegenstander voor Ira. Hij weet al snel weer overeind te komen en werpt zich bovenop Maartje die bijna verdwijnt onder het zware lichaam van de man. Een oerkreet vermengt zich met het wanhopige schreeuwen van Maartje en Ira’s gezicht lijkt even vol verbazing. Dan valt de man opzij en verschijnt onder zijn hoofd een rode plas die in hoog tempo groter wordt.  
   Als Maartje zich onder Ira uitrolt staat Joris naast de bewusteloze man. Zijn handen wit om een honkbalknuppel die kort daarvoor nog als achtergelaten rommel in de zogenaamde hut lag. Zijn gezicht in- en inwit en zijn ogen wijd opengesperd.
    ‘Ik hou haar niet meer.’ De zojuist nog dappere stem van David klinkt nu veel zachter. Hij hijgt alsof hij de coopertest op school drie keer achterelkaar heeft gedaan en over zijn wangen lopen felrode strepen als bloederige getuigen van Monica’s lange nagels. Ook uit zijn neus stroomt bloed en zijn rechteroog zit half dicht. Jasmijn en Fleur zitten huilend op de grond, hun ruggen tegen de muur en de armen om elkaar heengeslagen. Joeri kijkt met grote ogen naar de worstelende mensen voor hem. Zijn gezicht nat en snotterig, zijn ogen rood en zijn wangen lijkbleek.  
   Ook Joris lijkt bevroren te zijn na zijn welgemikte slag tegen het hoofd van Ira. Nog steeds staart hij als gebiologeerd naar de rode plas bloed die inmiddels de zolen van zijn schoenen heeft bereikt. 
   ‘Kutjoch. Ongelooflijke etter. Je bent net als je vader.’ Inmiddels zit Monica bovenop David. Haar handen om zijn keel geslagen.  
   Maartje trekt de honkbalknuppel uit de handen van haar broertje en mikt richting het hoofd van de vrouw. Ze mist maar het ijzer raakt vol de schouder van Monica die het uitschreeuwt van de pijn. Haar ene hand grijpt naar haar schouder terwijl de andere arm krachteloos en slap langs haar lijf blijft hangen. David hoest en hoest terwijl de tranen in zijn ogen springen en de afdrukken van Monica’s vingers vurig rood afsteken in zijn hals. 
   ‘Joeri, pak dat touw!’ Maartje gilt naar de jongen en wijst naar een stuk oud, vies touw dat ook tussen de troep op de vloer ligt, maar Joeri lijkt Maartje niet te horen.  
   Joris hoort zijn zus wel en hij maakt zijn ogen los van het bloedbad dat hij heeft aangericht en snelt naar de hoek in de geïmproviseerde hut. Snel gooit hij het touw naar Maartje en zij bindt met slordige maar strakke slagen het koord rondom Monica zodat haar armen vastzitten tegen haar middel. 


 1993

 Een ziekenhuis in Antwerpen  

De koelte van de ruwe hand is fijn. Het haalt de hete paniek uit haar hoofd waardoor ze zich beter op haar lichaam kan concentreren. 
   ‘Kom op Monica, ik zie het bolletje al verschijnen.’ De gynaecologe schreeuwt onvermoeibaar enthousiast tussen haar benen, maar haar Vlaamse accent irriteert Monica niet meer. ‘Als je nu een wee hebt trek je je benen naar je toe, leg je je kin op je borst en perst zo hard als je kan.’ 
   Een nieuwe wee ontneemt haar de adem. Haar buik en rug lijken in brand te staan.  
   ‘Kom op, persen nu.’ De koele hand verplaatst zich onder haar hoofd en duwt haar kin naar haar borst. Als in een impuls slaat ze haar handen om haar knieën en trekt haar benen naar zich toe. Een oerkreet ontsnapt aan haar lippen en echoot na in de verloskamer. Dan voelt ze iets glibberen tussen haar benen en wordt er een nat hoopje mens op haar borst gelegd.
   ‘M-M-Monica. W-w-wat een p-pr-prachtige jongen.’ Nico buigt zich over haar heen en zijn tranen maken haar wangen nat. 
   ‘Goed gedaan meisje.’ De ruwe hand verplaatst zich van haar hoofd naar het blote babylijfje. 
   De gynaecologe wrijft het jongetje droog. ‘Een prachtige baby Monica. Hoe gaat hij heten?’ 
   ‘Ira.’ Monica kan haar ogen niet van het kleine hoopje op haar borst afhouden. Was ze acht maanden geleden volledig in paniek toen ze erachter kwam dat ze zwanger was, door de gebeurtenissen een maand later werd het nieuwe leven naar een laadje in haar hoofd verdrongen waar ze pas weer bij kon toen haar buik al rond was en haar enkels gezwollen waren als olifantenpoten. Dat het kindje Ira zou gaan heten stond voor haar al vast sinds ze als tienjarige een krantenartikel had gelezen over een opvanghuis voor kinderen in een arm land. De oprichter was een vrouw geweest, maar ze besloot meteen dat Ira zowel voor een jongen als voor een meisje gebruikt kon worden. 
   ‘Ira, wat een bijzondere naam.’ De gynaecologe pakt een schaar en houdt deze omhoog. ‘En wie mag de navelstreng doorknippen?’             Monica maakt haar blik los van haar zoontje en kijkt eerst naar de man links en daarna naar de man rechts van haar. ‘Nico en Patrick, doen jullie het samen?’ 

 ***  

Sanne zit op een keukenstoel. Haar hoofd bonkt en haar lip is gescheurd en gezwollen. Maar haar grootste probleem staat recht voor haar, met een mes in zijn hand en in zijn ogen een woedend vermaak. ‘Waarom doe je dit?’ Ze probeert boos te klinken maar Sanne hoort zelf dat haar dit niet best afgaat. 
   ‘Wat denk je z-zelf?’ De woorden komen schreeuwend en speekseldruppeltjes vliegen in het rond. 
   ‘Ik weet het niet. Echt niet.’ Ze wil niet huilen maar de tranen in haar ogen duwen harder dan haar kracht om ze tegen te houden.
   ‘Je hebt je altijd b-b-beter gevoeld dan Monica. Je keek op haar neer. Ze was v-voor jou slechts een m-middel om jezelf nog beter te laten lijken.’
   ‘Dat is …’ 
   ‘Hou je mond!’ Het mes komt naar voren en Sanne duwt zich verder tegen de rugleuning van haar stoel aan. ‘Die laatste keer bij het ven, toen liet je je ware aard z-zien. Je gaf toe Monica te w-wi-willen martelen en daarna wilde je met haar naar bed. Om haar nog verder te vernederen.’
   ‘Je was er niet eens bij!’ 
   Nu duwt Nico het mes tegen haar borst en Sanne kijkt angstig naar het vlijmscherpe puntje dat zich door de stof van haar kleding heendringt. ‘Dacht jij dat?’ Nico lacht. ‘Natuurlijk w-was ik erbij. Ik was er altijd. Ook als jullie da-da-dachten dat ik er niet was. Ik zat in de struiken. Zag de vlammen jullie gezichten verlichten en hoorde de truth or dare vragen die veel m-m-minder uitdagend waren als ik niet mee mocht doen. Monica, lieve Monica nodigde me altijd uit. Zij smokkelde een fles drank mijn kant op als ze deed alsof ze moest plassen. Had ooit een de-deken van huis meegenomen dat ze stiekem tussen de bosjes verstopt had zodat ik warm zou blijven terwijl jullie gezellig rondom het vuur zaten.’  
   De punt van het mes wordt weggetrokken en Sanne sluit haar ogen. Haar adem, waarvan ze nu pas merkt dat ze die heeft ingehouden, ontsnapt aan haar lippen. 
   ‘Patrick wist het ook.’ 
   ‘Patrick?’ Haar ogen vliegen weer open. In haar hoofd rollen gedachten als een lawine door haar hoofd. Ze probeert alles wat door haar hoofd schiet te sturen in een richting die logisch lijkt maar het is onbegonnen werk. ‘Wat wist Patrick?’ 
   ‘Van m-m-mij en Monica. En van Rob en Monica.’ Even lijkt Nico in een tijd te zijn, die al ver achter hen ligt. Sanne pakt haar kans en doet een uithaal naar het mes. Maar Nico is sneller en het lemmet laat een diepe snee achter in haar hand. Bloed gutst uit de wond en kleurt de grond rood en het gezicht van Sanne krijtwit. De muren van de kamer lijken dichter naar elkaar toe te kruipen en de woedende woorden van Nico hoort ze niet meer. Slechts zijn mond ziet ze in slow motion bewegen. 


 1992  

Abel zit versuft met zijn rug tegen de houten wand. ‘W-wat dacht jij te w-w- willen doen met M-Monica?’ Nico staat voor hem, zijn normaal zo sullige ogen liggen nu als vurige kolen in zijn van woede vetrokken gezicht. 
   ‘Laat hem, Nico. Hij is het niet waard.’ Patrick raapt de drugs op en stopt het in een plastic zak. 
   ‘H,-hij wilde M-Monica ver-verkrachten.’ 
   ‘En daarom is het heel verstandig dat hij zijn mond houdt over wat hij hier allemaal ziet. Of niet, Abel?’ Vliegensvlug bukt Patrick zich naar Abel, zijn gezicht vlak voor dat van hem. Abel deinst naar achteren en knalt met zijn hoofd tegen de houten muur. ‘En die voorraad drugs, daar zullen wij ook over zwijgen. En over al die andere dingen waarvan jij dacht dat niemand iets wist.’ Zijn vinger priemt venijnig tegen de borstkas van Abel. ‘Dus, Abel, praten zou heel dom van je zijn.’
    ‘Wat moeten we doen?’ Rob zit op zijn knieën naast Monica en de altijd brallerige branie heeft plaatsgemaakt voor een bevend hoopje jongmens wiens stem net zo heftig bibbert als zijn onderlip. Dan doorklieven lichten het donkere bos en het brommen van een motor komt langzaam maar zeker dichterbij. 
   ‘Daar zul je hem hebben.’ Patrick loopt naar buiten en enkele seconden later is hij opgeslokt door de nacht. 
   ‘W-w, waar gaat hij n-n-naar toe?’ Nico kijkt met grote bange ogen naar Rob.  
   ‘Hoe moet ik dat nu weten?’ Rob streelt voorzichtig een bloederige lok haar uit Monica’s gezicht. Dan gaat de deur van de hut weer piepend open en verschijnt Patrick met een onbekende man in de opening. 
   ‘Hier ligt ze.’ Hij wijst met zijn hand naar het meisje op de grond.
   ‘Tjezes, dat ziet er niet best uit.’ De onbekende man hurkt naast Monica en bekijkt voorzichtig haar verwondingen. ‘Ze moet snel medische hulp hebben anders …’ Hij maakt zijn zin niet af. 
   ‘Waarom denk je dat ik je gebeld heb?’ Op Patricks gezicht is geen spoor van paniek te bekennen. ‘Jij gaat haar helpen.’ 
   ‘Ik?’ De man kijkt verbaasd naar de jongen op. 
   ‘Jij bent toch arts?’ 
   ‘Ik was arts. Dat weet je heel goed. De tuchtraad vond mijn drankgebruik niet zo tof.’  
   ‘Je hebt je kennis toch niet weggezopen of wel?’ Patrick staat met zijn armen over elkaar, zijn gezicht hard en koud.  
   ‘Wat wil je van me, Patrick?’ ‘Dat je haar meeneemt en weer oplapt.’
   ‘Je weet dat ik dat niet kan.’ 
   ‘Ik weet dat je in een privékliniek in Antwerpen werkt bij een vriendje van je die zich weinig aantrekt van uitspraken van een tuchtraad in Nederland.’ 
   De oudere man kijkt Patrick met grote ogen aan terwijl zijn zojuist nog ongezond rode wangen alle kleur lijken te verliezen. ‘Hoe weet jij dat?’
   ‘Een gesprek afgeluisterd tussen jou en mijn vader. Maar als jij doet wat ik vraag zal nooit iemand horen dat jij met je door alcohol benevelde brein nog steeds in mensen snijdt.’  
   De man springt overeind. ‘Wat denk je wel, snotneus! Jij gaat een ambulance voor dit meisje bellen en ik zal jouw vader eens haarfijn vertellen waarmee jij mij bedreigt.’ 
   ‘Van wie denk je dat ik je telefoonnummer heb?’

Esther Boek

Niets van wat hier geschreven wordt mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VrouwenThrillers.nl en de auteur. 


Ondanks dat het geschrevene met alle zorgvuldigheid wordt geredigeerd kan er toch een foutje in de tekst zijn achtergebleven. Bij constatering daarvan zouden wij het op prijs stellen dit aan ons door te geven en een mail te sturen naar info@vrouwenthrillers.nl. Ook voor eventuele op-en aanmerkingen kan er gemaild worden naar het genoemde mailadres.



Bezoekersreacties:
Renee (60) op 16 december 2018:
Wow, wat een ontwikkelingen! Er zitten nog een paar taal-/spellingfoutjes in, maar dat komt nog wel goed. Ik ben in ieder geval weer benieuwd naar deel 21. Top

Website Security Test