Aline: Van harte gefeliciteerd met je boek. Je zestiende al!
Jet: Dankjewel. Ik ben al bezig met de zeventiende.
Aline: Ik ken je van de bibliotheek in Almere. Ik zag je daar staan en dacht: dat is die dame die boeken schrijft. Voor mij was het toen nog een droom.
Jet: Ja, je schrijft nu ook! Ik dacht nog in de auto hiernaartoe: Aline schrijft feelgood, ik schrijf feelbad.
Aline: Dat vind ik helemaal niet bij je passen: je ziet er zo schattig uit!
Jet: Dat zei mijn uitgeefster laatst ook: ‘Dat hondje en Facebook, je bent een soort leuk omaatje, een Miss Marple typje.’ Ik kan het ook niet helpen dat ik er zo schattig uitzie, ik heb heel woeste ideeën. En je hoeft ook zelf geen gemenerik te zijn om dit te verzinnen. En ik vind het leuk om te verzinnen!
Aline: Je bent een succesvol thrillerschrijfster Jet van Vuuren, maar wie is Hennie, de persoon achter het pseudoniem?
Jet: Als ik erover nadenk, ben ik het liefst iets aan het scheppen, aan het maken, van kinds af aan al. Ik ben vroeger altijd aan het tekenen en schilderen geweest. Ik ben enig kind en mijn ouders lieten me graag tekenen en schilderen, mijn vader zat in de kunstwereld en was vaak thuis en ziek. Ik moest dan altijd stil zijn, er mocht ook nooit een vriendinnetje komen bij ons thuis. Als kind moest ik mezelf vermaken. Verhaaltjes verzinnen en opschrijven deed ik ook. Mijn creativiteit en mijn fantasiewereld – dat hoort helemaal bij me. Het grappige is, ik kan het schilderen en schrijven niet combineren. Als je schildert, kijk je op een andere manier naar de wereld. Dan kijk je hoe je iets kunt vastleggen in beelden. Nu kijk ik in taal, om een verhaal ervan te maken. Ik denk in dialogen en in karakters. Ik kan die twee uitingen van creativiteit niet combineren. Ik schrijf beeldend.
Aline: Je zit graag in je fantasiewereld. Ben je daar liever dan in de echte wereld?
Jet: Die vraag heb ik nog nooit gekregen, maar het is wel een goede vraag! Ik weet het niet. De echte wereld is soms niet zo leuk. Dan is het heerlijk om te schrijven, dan verdwijn ik in het verhaal.
Aline: Is het een vlucht?
Jet: Nee, geen vlucht. Dan zou ik er niet meer zonder kunnen en zou ik het verschrikkelijk vinden als ik het niet meer heb, maar dat is niet zo. Dan vind ik wel wat anders.
Aline: Zou je het niet erg vinden als je inspiratie ineens opraakt? Als je niks meer kunt verzinnen?
Jet: Dat gebeurt weleens dat ik er bang voor ben. Als ik een boek klaar heb, dan denk ik: en nu? En dan komt er iets: een stukje in de krant of iemand vertelt een verhaaltje aan me, net als met De verrassing. Dan gaat het radertje werken, dan denk ik: daar ga ik iets mee doen. Op dat moment weet ik nog niet hoe het gaat lopen, ik weet het ongeveer. Met De verrassing was het ook zo. Ik had het helemaal bedacht: in de eerste scène komt de dochter naar haar ouderlijk huis en mammie staat in de deuropening om haar te verwelkomen. Dat was mijn plan. Maar ik was aan het schrijven en terwijl ik schreef, kwam de dialoog tussen Jennifer en Sylvia. Sylvia komt bij de auto en zegt: ‘Ik snap het niet, mammie is weg.’ Ik dacht: hoe kan dat? Ze zou toch in de deuropening staan? Waar is die moeder? Zo gebeurt het met het verhaal, met mij. Ik heb mijn redacteur toen gebeld: ‘Het gaat verschrikkelijk fout. De moeder is weg.’ Hij moest lachen en vroeg: ‘Waar is ze dan?’ ‘Dat weet ik niet, ik weet alleen dat het zo moet zijn.’ ‘Ga dan maar met de hond wandelen in het bos en er rustig over nadenken,’ zei mijn redacteur. En zo is het gegaan.
Aline: Het verhaal heeft je meegenomen.
Jet: Geen idee. Ik wil zeker niet mystificeren, ik ben niet zo van het bovennatuurlijke, maar ik vind het fascinerend hoe dat werkt. Dat het juist nodig was dat mammie weg was. Dan gaat het hele verhaal zich ontspinnen en wordt het spannend.
Aline: Ik vind het een soort magie.
Jet: Het is magisch! Het gebeurt vanzelf en je moet je laten leiden door de personages.
Aline: Heb je veel overleg met je uitgever tijdens het schrijven?
Jet: Liever zo min mogelijk. Ik schrijf graag eerst het hele boek en laat er dan naar kijken. Ik ben heel blij met mijn vaste redacteur. Daarom ben ik weggegaan bij Karakter: ik had daar nooit voor lang een vaste redacteur. Karakter zei: je schrijft hartstikke goed, je hebt niemand nodig. Ik had toen zelf een redacteur ingeschakeld buiten de uitgeverij om, dat had ik als tip gekregen van Loes den Hollander. Ik wilde groeien, ik wilde goede feedback. Maar het blijft lastig: nu heb ik een redacteur, zit ik bij een heel goede uitgever, maar zijn de boeken die ik daarvoor heb geschreven zo veel slechter? Daar ben ik nog niet helemaal over uit.
Aline: Vind je wel dat je gegroeid bent?
Jet: Dat zeggen anderen, ik weet het niet. Ik vind het fijn dat een redacteur mij erop wijst als het verhaal de verkeerde kant op gaat, een beetje bijstuurt. Maar persklaarmakers kunnen heel streng zijn. Ik had een personage: een vrouw met een buikje dat ze na het krijgen van haar kinderen heeft gekregen.
Aline: Dat is een heel gevoelig onderwerp.
Jet: De persklaarmaker had in de kantlijn gezet: Dit moet eruit, want hiermee beledig je de vrouwen die een kind hebben gehad. Dat is toch bespottelijk? Mijn redacteur had een big smile in de kantlijn gezet en erbij geschreven: Dit laten we er lekker in staan. Het gaat om een minnares van een man die jaloers is op zijn vrouw. Ze is woest op die vrouw, wat moet ze dan denken? Dat die mooie ogen heeft?
Aline: Je krijgt wel commentaar op dit soort passages?
Jet: Nog niet, maar als het zo gek gaat worden, dan stop ik ermee.
Aline: Is de mening van de lezers en bloggers belangrijk voor je?
Jet: Die lees ik niet.
Aline: Volg je op Goodreads of Instagram wat mensen over je boek schrijven?
Jet: Nee, ik zit niet op Instagram. Facebook vind ik meer dan genoeg. Mijn uitgever wil graag dat ik er elke dag wat op zet. Ik maak foto’s, zet er recepten op e.d. en ik vind de reacties van mijn volgers dan ook erg leuk.
Aline: Zou je dat anders liever niet doen?
Jet: Ik weet het niet. Dan vraag ik me af, wie boeit het nou wat Jet van Vuuren vanavond gaat eten. Ik doe het heel gedoseerd, ik vind dat het ergens op moet slaan, te maken moet hebben met wat je op dat moment doet.
Aline: Lodewijk, een personage in je boek, vraagt zich af of er nog gelezen wordt tegenwoordig. Je boeken vliegen als warme broodjes de winkels uit, er wordt dus genoeg gelezen.
Jet: Tuurlijk. Ik kom uit de literaire wereld: ik heb jarenlang in boekhandels gewerkt. Er werd veel gelezen, maar je las literatuur, je las geen feelgood of thrillers.
Aline: Wat is daar dan mis mee?
Jet: Er was van alles mis mee vroeger. Ik kan me nog een discussie op tv herinneren tussen Saskia Noort en Connie Palmen. De boeken van Saskia Noort zouden troep zijn, lectuur. Altijd die discussie tussen lectuur en literatuur. Terwijl Saskia Noort de auteur is die voor ons de weg heeft geplaveid. Ik denk dat de tijdgeest enorm is versimpeld. We kijken zoveel Netflix, series die met een cliffhanger eindigen waardoor je door wil kijken. Dat verwacht men ook bij boeken. We kunnen het niet meer opbrengen om een boek van 300 pagina’s te pakken waar je eerst in moet komen. Nu moet het na twee bladzijden al spannend zijn en je moet bijna boven aan het hoofdstuk zetten wie er aan het woord is. De wereld is veel sneller en simpeler geworden.
Aline: Zie je het somber in?
Jet: Ik ben niet zo gauw somber. Dan verzin ik weer wat anders, zo is het met het schrijven ook gegaan. Ik schilderde, ik tekende, dat schrijven kwam op mijn pad. Ik wilde helemaal niet een schrijver worden.
Aline: Hoe is het gebeurd?
Jet: Ik gaf les op de Volksuniversiteit en had een hartstikke leuk project met een cursist met schilderen. Ze maakte heel mooie dingen, heel anders dan ik: ik werkte heel abstract en zij was heel realistisch. Ik stelde voor om een briefwisseling te doen, maar dan met tekeningen en dat aan elkaar per post te sturen. De ditjes en datjes van ons leven aan elkaar in tekeningen te sturen. Prachtig project, meer dan 200 honderd tekeningen. Toen hadden we het opgestuurd naar een uitgever in Amsterdam, Artemis. Die wilde het meteen uitgeven. Het werd een boek met de beste plaatjes en ik had er een paar verhaaltjes bij geschreven. Toen zei iemand dat ik daar meer mee moest doen. Ik wist helemaal niet of ik dat kon, ging meedoen aan verhalenwedstrijden, won ook nog. Toen besloot ik te proberen om een boek te schrijven, maar wel een beetje een venijnige, niet te braaf. Helemaal niet aan gedacht welk genre het was. Ik stuurde het op en binnen een paar weken had ik een uitgever: Karakter uitgevers. Het was krankzinnig. Na het eerste boek wilden ze meteen een tweede. Het werd gewoon productie.
Aline: Zie je dat ook als productie?
Jet: Bijna wel. Dit soort boeken vragen om een ambacht. Je hebt een thema, je weet hoe je hoofdstukken opbouwt, spanning opbouwt en waar je naar toe wil.
Aline: Werk je met een zogenaamde kapstok?
Jet: Een beetje, maar ik schrijf heel associatief. Het beste is om het gewoon te doen. Gaan zitten en beginnen. Niet op inspiratie wachten, want die komt dan helemaal niet.
Aline: Hoe pak je dat aan?
Jet: Neem dit boek, De verrassing. Het is begonnen met een verhaal dat iemand mij vertelde. Zoals Arnold Grunberg ooit heeft gezegd: ‘Pas op, want alles wat je mij vertelt kan in een boek verdwijnen.’ Maar het kan ook een klein stukje in de krant zijn waardoor een heel boek ontstaat. Dat is de aanleiding en daar verzin ik van alles omheen. Ik knip foto’s uit bladen: mijn personages. Dat doe ik altijd. Voor de rest moet het iedere keer anders zijn: ik-persoon of derde persoon, tegenwoordige tijd of verleden tijd, flashbacks.
Aline: Is je werkwijze veranderd sinds je overstap naar Ambo Anthos? Hebben ze je op een of andere manier aangestuurd?
Jet: Ik vind dat ze mij heel veel vrijheid geven. Ik had natuurlijk al mijn eigen niche van ‘verknipte vrouwen’. Verder wijzen ze mij op herhalingen, stopwoordjes die ik vaak gebruik, dingen die niet kloppen. Daar leer ik enorm van. Zo vroeg Harold op een gegeven moment waarom mammie niet eerder in actie kwam. Ik wist het niet, ik wist het echt niet. Omdat ze in de fitnesskamer zit, zei Harold. Zo houdt ze haar kinderen in de gaten, ze treitert haar kinderen, ze heeft een hekel aan ze.
Aline: Een moeder die een hekel aan haar kinderen heeft? Alle familieleden in De verrassing hebben een hekel aan elkaar.
Jet: Heerlijk. Het zijn stuk voor stuk krengen. Ik schrijf graag over slechteriken. Ze zeggen: de meeste mensen deugen. Ik geloof er helemaal niets van. En ik merk aan mijn lezers dat ze graag over slechteriken lezen. Wraakthrillers noemen ze dat. Maar het is ook lekker om wraak te nemen als iemand je iets heeft aangedaan. Terwijl ik zelf helemaal niet zo ben. Ik ben een vreselijke tuttebel als het gaat om zielige dingen.
Aline: Ben je een van de weinige schrijvers in Nederland die kunnen leven van het schrijven?
Jet: Ik geloof het wel, ja. Ik ben geen rijke stinkerd, maar ik kan er wel van leven. Mijn vorige uitgever maakte heel veel specials en ik ben niet te beroerd om mijn boeken bij het Kruidvat neer te leggen. Ik ben daar zelfs heel blij mee. Mensen leren je toch kennen op die manier. Het is niet zo hoogdrempelig als een boekhandel. We zitten nou eenmaal in een andere tijd.
Aline: Zou je iets anders willen schrijven? Toch een keer een literair boek?
Jet: Mijn droom is om een geromantiseerd historisch verhaal te schrijven. Ik hou ervan om in een onderwerp te duiken, dat helemaal uit te pluizen en daar dan een boek over te schrijven. Zoals Annejet van der Zijl bijvoorbeeld. Maar ja, daar kun je niet van leven, je moet er een paar jaar de tijd voor nemen. Met een thriller ben ik al zeker negen maanden bezig. En dan moet je elke dag zitten van negen tot vijf.
Aline: Wat doe je als je geen inspiratie hebt?
Jet: Nogmaals, gewoon gaan zitten. En door. Het staat ook op een briefje op mijn computer: niet zeuren, maar doorgaan.
Aline: Wat zou je nog willen bereiken in je (schrijf-)leven?
Jet: Ik hoop dat ik op een leuke manier oud word en gezond blijf. Dat is het allerbelangrijkste in het leven.
Aline: Daar heb je helemaal gelijk in en dat wensen we je van harte namens alle lezers van Vrouwenthrillers.nl. We hopen dat dat historische verhaal er ooit komt, voor nu kijken we uit naar je nieuwe thriller.